(19e eeuw) (< Fr. < Ital. capriccio, geit) (euf.) minnares.
• Caprice, vr. Minnares. Van het fr. caprice. - Ook in Braband en Oostvl. blijkens het Alg. vl. Idiot. 222. (Taco H. de Beer: Onze volkstaal. 1882-1890)
• In een groot deel van Vlaamsch-België, o.m. in Haspengouw, Bra bant, Antwerpen en het Oostelijk deel van Oost-Vlaanderen kent men een benaming die een bijzondere vermelding verdient, namelijk caprice. Deze uit het Italiaansch capriccio ontstane Fransche term beteekent: gril, nuk, grilligheid, voorbijgaande liefde, plotselinge bevlieging, aardige inval. Doch in België is daar nog een beteekenis bijgekomen, namelijk die van vrijer of vrijster. J. Haust, o.c., vermeldt voor het Luiker Waalsch caprice: vochal mi caprice, voici celui (ou celle) que j'aime. In het Haspengouwsch en in het Hagelandsch is het woord onzijdig en wordt het zoowel voor den jongen als voor het meisje gebruikt. Zie b.v. Tuerlinckx, o.c.: Ze is zoeë lästig, omdat ze gi kapris en heet, ze is zoo lastig, omdat ze geen vrijer heeft; da's zijn aad kapris, dat is zijn oud (vroeger) meisje. In het Leuvensch is caprice eveneens onzijdig doch het raakt in onbruik bij het jongere geslacht. In het Antwerpsch en in het Waasch dialect is het woord vrouwelijk en geldt het alleen voor het meisje. Zie A. Joos, o.c.: Hij is met zijn kapries naar de kermis en Cornelissen en Vervliet, o.c.: Ik kwam 'em tegen mè' zijn caprice. (Onze Taaltuin. Jaargang 5. 1936-1937)
• caprice - minnares. In West- en Oost-Vlaanderen en Brabant (SCHIKRM. 222) (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)