Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 18-05-2020

capo

betekenis & definitie

(1966) (< Ital.) onderbaas in een maffiafamilie. Bij ons is dit woord bekend geworden dankzij de populaire televisieserie ‘The Sopranos’.

• Er komt een dag dat de jongeman, die op het punt staat opgenomen te worden in de engere kring der Mafia, door de Capo van zijn dorp of zijn district binnengeleid wordt in de geheime raad der wijzen. (de Telegraaf, 26/03/1966)
• Had hij werkelijk gedacht dat Beerbaum zeggen zou: Ik ben capo van een Griekse mafia-tak en Gaastra wist te veel, zodat ik hem de dood in heb gejaagd? (Nelleke Noordervliet: De naam van de vader. 1993)
• Brabers gaat zover te stellen dat Duynstee 'de capo van de Nijmeegse maffia' tegelijkertijd het enige lid was van die duistere club. (Limburgsch Dagblad, 05/11/1994)
• Tony is de capo van zijn organisatie, maar geen capo over zichzelf. (M. Rowlands: Alles wat ik weet, weet ik van tv. Filosofie voor zappers. 2006)
Daar lag hij dan, de capo di tutti capi, uitgestrekt op de stoep voor zijn favoriete bar. (Theo Heuft: Yab Yum. Het beroemdste bordeel van de wereld. 2009)
• Sluit hij dan een deal en zal er voor het eerst in de Nederlandse criminele geschiedenis een echte ‘capo’ als opdrachtgever voor diverse liquidaties worden ontmaskerd? (Hendrik Jan Korterink: De Haagse penose. Achter de schermen van een gesloten onderwereld. 2012)
• Hij werd in de ogen van de criminele inlichtingeneenheid een soort capo di tutti capi: een baas van de bazen in een maffiaorganisatie. (John van den Heuvel: Berichten uit de bajes. 2012)
• We zijn benieuwd of we uit deze stukken wat kunnen opmaken over de Hillis zoals we die later zouden leren kennen; de strenge capo di tutti capi, de misdaadbaas der misdaadbazen die velen zo vreesden. (Vico Olling & Martijn Haas: De kouwe ouwe. 2017)

< >