Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 08-09-2024

cap

betekenis & definitie

1) (1977) (< Eng. captain) (luchtv.) kapitein.

• Vaak behoort tot de voor velen - prettige service dat de cap af en toe vertelt waar men ongeveer is. (Elseviers magazine. 1977)
• Dat is het, meer lukt niet boys,’ zeg ik tegen Leslie, want de cap keek strak voor zich uit. (Willem de Kleynen: Durf jij nog te vliegen? 2019)

2) (2022) (< Eng.) (in ontkennende vorm) (straattaal) gezegd door iemand die beweert de waarheid te spreken.

• Cap. Heeft helemaal niets met hoofddeksels te maken, maar komt van het Engelse ‘to cap’ of liegen. Zul je het vaakst horen wanneer iemand met de hand op het hart beweert dat hij de waarheid spreekt. Alleen boomers geven nog hun erewoord. ‘Ik heb haar echt niets doorverteld, no cap.’ (Knack Focus, 16/02/2022)
• Cap – liegen (no cap/ geen leugen) (Mounir Samuel: Je mag ook niets meer zeggen. Een nieuwe taal voor een nieuwe tijd. 2023)
• No cap? ‘Echt?’ of ‘Serieus?’ Zonder te liegen. Cap: liegen. (Straattaal Scheurkalender 2025)

< >