Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 12-05-2023

canard

betekenis & definitie

(1867) (< Fr.) krantenbericht dat niet op de waarheid berust, dat (opzettelijk) vals is of verzonnen; loos bericht dat schade kan berokkenen aan de personen die erin genoemd worden. Vlamingen gebruiken het woord kwakkel. Volgens de Franse lexicograaf Emile Littré zou de term (in deze betekenis) terug te voeren zijn tot de oude Fr. uitdrukking ‘vendre un canard à moitié’ (een eend slechts voor de helft verkopen). Omdat men dit moeilijk als een echte verkoop kon beschouwen, ontwikkelde zich hieruit de betekenis van bedriegen, misleiden. De uitdrukking stamt uit het begin van de 17de eeuw. In het Franse taalgebied werd het woord in de betekenis van 'vals bericht' al aangetroffen in 1750. Het WNT geeft een citaat uit 1962: “De canard …, dat prinses Juliana zich verloofd had met prins Karel van Zweden.”

• Het dagblad la Turquie zegt, dat de bewering in de dagbladen, alsof Omer Pacha een bepaalden termijn aan de Porte heeft gesteld, binnen welken tijd hij den opstand op Kandia zou onderdrukken, een canard is. (De Noord-Brabanter, 02/07/1867)
• Op eene dergelijke wijze kwam het fr. canard aan de beteekenis van mensonge. In de 16de en 17de eeuw zeide men donner, vendre à quelqu'un un canard à moitié (en le faisant passer pour un canard entier), in de beteekenis van iemand bedriegen, beetnemen. Het laatste gedeelte van de spreekwijze werd weggelaten en zoo ontstond donner, vendre à quelqu'un un canard, en vandaar weder c'est un canard, in den zin van une tromperie, un mensonge, une fausse nouvelle (zie A. Darmesteter: La Vie des Mots, 2e ed. bl. 59). (Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 12. 1893)
• Canard, (fr.) een verzonnen courantenbericht, volgens sommigen ontleend aan zeker krantenbericht, hoe van twintig eenden telkens één door de overige werd opgegeten, tot er ten laatste slechts één overbleef, die dus de andere 19 had opgepeuzeld. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Het bericht dat aan Prins Hendrik het eere-doctoraat in de Geneeskunde zou worden verleend, is gebleken een canard te zijn! (Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 02/07/1914)
• En nu vaart er opeens een ruisen door de bladen, dat de zeeslang helemaal geen fantasieschepsel was, of, om in het krantenjargon te blijven, een canard. (Provinciale Drentsche en Asser courant, 14/08/1952)
• canard, eigenlijk: eend; fopperij; verzonnen couranten-bericht. (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955)
• „Een canard en een flop", zo betitelden maandagavond enkele leden van G.S. het bericht, waaraan het ANP gisteren via zijn telexen radionieuwsdienst een landelijke verspreiding heeft gegeven als zou het provinciaal bestuur van Limburg voornemens zijn een tweede „voorfase" in te lassen in het kader van hun voornemen de gemeentelijke herindeling van Zuid-Limburg ingrijpend te herzien. (Limburgsch dagblad, 19/11/1968)
• Volgens Elseviers Magazine is Schiphol op 27 juni aan een bomexplosie ontsnapt. Dankzij de veiligheidsorganisatie zijn volgens drie sterreporters vermoedelijk veel mensenlevens gered. De EM-primeur werd gisteren door Schipholautoriteiten tegengesproken, hetgeen nog niet wil zeggen dat het blad een canard lanceerde. (De Volkskrant, 04/07/1985)
• (Jef Coeck: Nieuwsspraak. Een zakwoordenboekje. 1994)