Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 22-09-2023

campy

betekenis & definitie

(1987) (Am.-Eng.), het karakter vertonend van camp*.

• ... uiterst precair evenwicht tussen plechtige ernst en relativerende, campy humor. (Oor, 21/02/1987)
• Maar toch leert het omslag van Nader tot u dat de Nederlandse bevolking op onbewuste wijze massaal wordt gedreven tot de poging Revé’s campy performance na te volgen. (Vooys. Jaargang 12. 1993-1994)
• Kitsch met een knipoog nadert, lijkt me, camp. Vogelaar constateert dat ironie geen garantie is tegen kitsch, want als ironie zelf een routinehouding wordt, krijg je kitsch in de tweede graad. Ik denk dat de huidige camp vaak precies dat is: kitsch in de tweede graad. De ‘campy’ blik, het postmoderne dobberen tussen uitersten is zo gebruikelijk en vanzelfsprekend geworden dat er geen enkele dreiging, geen enkel avontuur meer vanuit gaat. (tijdschrift Lust en Gratie. Jaargang 11. 1994-1995)
• Storend is verder de egotripperij waarin Koestenbaums persoonlijke benadering zo nu en dan ontaardt, terwijl ook de campy - of zeg maar gerust nichterige - toonzetting van zijn betoog soms irritatie wekt. (Biografie Bulletin. Jaargang 7. 1997)
• In 1996, dertig jaar later dus, werd Reves Ik bak ze bruineropnieuw uitgegeven, toen echter voorzien van zeer campy tekeningen van de bekende, eveneens homoseksuele tekenaar Theo van den Boogaard. (Literatuur zonder leeftijd. Jaargang 13. 1999)

< >