Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 22-09-2023

camp

betekenis & definitie

(1964) (< Am.-Eng.), een begrip dat dicht in de buurt ligt van kitsch. Dit laatste beperkt zich echter tot een esthetische waardering. Voor camp geldt dat ook wel, maar tegelijkertijd wordt het steeds met ironie geserveerd. Het zou dan slaan op 'acties en gebaren die met overdreven nadruk worden gebracht. Bovendien heeft camp vooral te maken met een levensinstelling. Gedrag dat opzettelijk vulgair en flauw, op een lachwekkende manier ouderwets, overdreven of homoseksueel is, kan camp zijn. In het Engelse taalgebied werd het in deze betekenis reeds opgetekend in 1868. Bekend geworden sinds Susan Sontag in 1964 in haar beroemd geworden essay ‘Notes on Camp’ het begrip probeerde te definiëren. In 1984 verscheen van de Engelse schrijver Philip Core het boek ‘Camp, the Lie that tells the Truth’. Het woord werd voor het eerst opgenomen in het woordenboek van Koenen van 1974. De Van Dale van 1976 maakte er nog geen melding van. Het raakte dan ook pas eind jaren zeventig van de twintigste eeuw algemeen ingeburgerd. Volgens de Britse schrijver Anthony Burgess (van o.a. A clockwork orange) zou de naam verband houden met een kamp, een militaire basis, mijnbouw- of spoorwegkamp, waar, net als in een gevangenis, een gebrek aan vrouwen zou kunnen leiden tot homoseksualiteit en waar verwijfde mannen opzettelijk op deze manier zouden handelen om bewonderaars aan te trekken. De auteur wijst ook op de beschikbaarheid, in Londen, van soldaten uit de stadskazerne, bereid om homoseksuele mannen in de stad te verwennen (zie Green’s Dictionary of Slang). Van het woord afgeleid is campy*.

• Met de sentimenten in zijn film werkte Michael Same (scenario en regie) even twijfelachtig, en in zijn benadering van het hippe leven, of levensgevoel, zakt hij door pop naar camp, zoals tegenwoordig de edel kitsch schijnt te heten. (Trouw, 07/02/1969)
• Voorwerpen die tot een bepaald (histories) moment afschuwelijk of kitsch gevonden werden, als r-k altaartjes, konservenblikken of beeldstrips, werden plotseling hoogst akseptabel en ‘mooi’ wanneer ze benoemd werden met de woorden pop en camp. Het gebruik van de termen op zichzelf was al voldoende om de dingen buiten iedere situatie om een andere, positieve waarde te doen krijgen. Hetzelfde pop-camp-element maakte militaire uniformen tot begeerde objekten, wat nog een ridiculiserend en depropagandiserend effekt kon hebben, maar ook nazi-insinjes werden tot aantrekkelijke versierselen. (Sybren Pollet: Literatuur als werkelijkheid. Maar welke? 1972)
• In de hele bundel overheerst de sfeer van de kitsch-ansichtkaart. Nu is het best mogelijk, dat het allemaal weer als ‘camp’ bedoeld is. Dat zal bij Komrij en Waterman ook wel zo zijn. Camp, het snobisme van de modieuze intellektueel die vindt dat zijn smaak zo goed is, dat hij het zich kan permitteren om wansmaak aan de dag te leggen. Het doet er ook niet zoveel toe, of zulke poëzie nu het produkt is van poëtisch onvermogen of van behoefte aan camp. (Ons Erfdeel. Jaargang 16. 1973)
• Geen wonder dat zijn roem, die toch nog twee eeuwen standhield, verliep. Een tentoonstelling in 1954, met van elk schilderij natuurlijk maar één exemplaar, bracht correcties aan met herwaardering als gevolg, en Reni mag nu weer een beetje. Of is het slechts ‘camp interest’ en is hij de Zarah Leander van de schilderkunst? (Wim Zaal in Maatstaf. Jaargang 29. 1981)
• Zoals Freud drie psychische sferen in de hersenpan kon onderscheiden, kan even goed gesproken worden van bewuste, onderbewuste en onbewuste Camp. (De Zwijger, 10/03/1982)
• Zo nu en dan hoor je: `Boy George is camp', `Frankie is camp'. (Vinyl, november 1984)
• Op de Antwerpse campus werd eind vorige week het eerste wetenschappelijk congres over kitsch en camp gehouden. Het onderdeel camp (het intelligente broertje van kitsch, camp is de bewuste cultivering van kitsch door de liefhebber) bleef wat onderbelicht. Dat was vooral het gevolg van het wegblijven van camp-specialiste Susan Sontag. (Het Parool, 25/04/1988)
• Ze vertolkte met veel gevoel voor `camp' een dramatische rol in de televisieserie `Medisch Centrum West'. (Avenue, oktober 1991)
• De kitsch van grootouders' tijd kan ‘camp’ worden. In de jaren dertig zag Breton het surrealistische in van stijlloze negentiende-eeuwse meubelen vol krullen. In de ateliers en woonhuizen van bohémiens uit de jaren vijftig, vooral in de omgeving van Bergen, kon je zulke surrealistische interieurs ook vinden, met witgeschilderde Victoriaanse meubels, bizarre kachels en een overdaad aan zorgvuldig gerangschikte bric-à-brac afkomstig van het Waterlooplein. Ook industriële produkten uit de jaren vijftig kunnen als ‘camp’ geïroniseerd worden, zij het vooral als ze met jeugdcultuur te maken hebben, als Wurlitzers en open Amerikaanse sleeën, dingen die ik indertijd foeilelijk vond, net als paletvormige bijzettafeltjes, ook al was het de stijl van mijn generatie. (Hollands Maandblad. Jaargang 1991)
• Het begrip camp vertoont overlappingen met kitsch, cult homo-subcultuur en wansmaak zonder meer, maar is met geen van alle gelijk te stellen. Je kan er boeken over volschrijven, over camp, en dat heeft de Britse auteur Mark Booth dan ook gedaan. Hij omschreef het begrip in zijn boek 'Camp' (1983) als volgt: „lemand is camp als hij zichzelf presenteert als toegewijd aan hef marginale met een toewijding die groter is dan de verdiensten van dat marginale '. Volgt een afrekening met het weinig nauwkeurige essay 'Notes On Camp' van Susan Sontag en een uitgebreide rondgang langs wie of wat camp is en wie niet (Oscar Wilde, Mae West en Dirk Bogarde wel, kitsch in het algemeen niet, de katholieke kerk komt in de buurt). Booth speurde ook de herkomst van het woord camp na en kwam uit bij de zeventiende-eeuwse legerkampen van de Franse koning Louis XIV, als die op veldtocht was. Zijn sjieke gevolg hield zich bezig met 'se camper', met andere woorden: gedroeg zich te velde net zo elegant en gemanieerd als thuis in Versailles, terwijl even verderop het kanonnenvlees werd geroosterd. Nogal camp. De lijn tussen camp, kitsch, cult en andere randverschijnselen is moeiliik te trekken. In homokringen is het camp-gevoel sterk ontwikkeld vandaar dat net betere levenslied het in homo-kroegen goed doet, maar niet alle camp is homoseksueel. Met kitsch onderhoudt het begrip een nog ingewikkelder relatie. Hele studentenflats die zich bescheuren om 'Goede tijden slechte tijden', dat is best camp, maar de serie zelf is met zijn zwaar aangezette emoties weer zwaar kitsch. (Leeuwarder courant, 31/12/1993)
• In 1964 stortte Susan Sontag zich in haar Notes on camp op het verschijnsel. Maar als fenomeen bestond camp al veel eerder, bij voorbeeld in het leven en werk van auteurs als Oscar Wilde en Jean Cocteau. Met hun good taste for bad taste zetten zij zich af tegen de heersende burgerlijke moraal, terwijl ze tegelijkertijd uitdrukking gaven aan hun homoseksuele identiteit. Camp heeft natuurlijk alles met kitsch te maken, maar er is een subtiel onderscheid tussen die twee: de ironie. De Mul: "De ironie verleent camp zijn dubbelzinnigheid. Of iets kitsch of camp is, hangt primair af van de houding die men ertegenover aanneemt. Wie een reproduktie van het huilende zigeunerjongetje aan de muur hangt omdat hij wordt getroffen door de afgebeelde emotie, is een kitsch-mens. Wie dezelfde reproduktie ophangt om te koketteren met zijn goede smaak voor wansmaak, is camp." (Het Parool, 29/12/1994)
• De merkwaardige opkomst van het verschijnsel ‘camp’ biedt op dit gebied nog wel enige ruimte, althans aan volwassenen. Geheim gehouden liefdes voor de Zangeres zonder Naam of André van Duin mochten ineens dankzij dit merkwaardige fenomeen in het openbaar beleden worden. Ik denk echter niet dat jongeren met een sterk afwijkende smaak hier iets aan hebben. (Tsjip. Jaargang 6. 1996)

< >