(1980) (< Eng.) omvangrijk gevolg van iets dat aanvankelijk aantrekkelijk en uitvoerbaar leek. Term die vooral gebruikt wordt door politici i.v.m. de begroting. Zie ook: kameelneus-effect.
• Voor 1981 moet dan gerekend worden op een gat van circa tien miljoen, maar in de jaren daarna zou deze betrekkelijk kleine som kunnen toenemen tot het tienvoudige In betere tijden werden leuke dingen gentroduceerd via het "camelnose-effect": van een nieuw plannetje was het eerste jaar alleen de lieve, zachte neus te zien, een paar jaar later stond echter een complete kameel in de kamer. (NRC Handelsblad, 21/10/1980)
• In de tweede plaats bevatten de recente structuurmaatregelen een 'camelnose'effect’: zij laten een groot deel van de potentiële WAO - populatie van de komende twintig jaar onberoerd. (Sociaal en Cultureel Planbureau: Sociaal en cultureel rapport. 1994)
