Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-05-2020

cam

betekenis & definitie

(2008) (inf.) (film-, video- of web)camera. Kijk ook onder cami*, camjo* en camman*.

• ‘Het is tijd voor de cam,’ zegt Richard. ‘Als ze zo’n ding niet heeft: nokken, dan is het zonde van onze tijd.’ (Carry Slee: Your Choice. Hot or not. 2008)
• Het politieke gepruts inzake MauroGate was van dusdanige aard dat hij speciaal voor GeenStijl zijn cam greep, en spitte wat hij spitten moest. (www.GeenStijl.nl, 03/11/2011)
• Tot nu toe leek het erop dat al die meiden vrijwillig achter de cam plaatsnamen. (Sandrine Jolie: Under cover. 2013)
• Maar dat mag niet van z’n baas; hij vliegt de laan uit als die het te weten komt. Dus heb ik het met de cam opgenomen, en omdat ik nou dat filmpje heb, doet ie alles wat ik zeg. (Eric Kollen: Jongenssprookjes. Deel 3. 2014)
• ‘Had je dit verwacht toen je me net op de cam zag, schatje?’ vroeg ze me plagerig. (Frank de Bruyn: Niets is wat het lijkt. 2015)
• Ik heb snatch-cams. We boren een gaatje in de buitenmuur, prikken er een cam door en we hebben intel. (Ilja Gort: Château fatale. 2015)
• Straks ga ik denk ik even online, mijn benen spreiden voor de cam en horen dat mijn kut mooi is. (Stella Bergsma: Pussy album. 2016)
• Max begint een cam-sessie met Cynthia die hij nog nooit ontmoet heeft en nooit zal ontmoeten. (Charlie Hedo: TevenTaks. 2016)