Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-05-2023

bul

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (inf.) zware, dikke jongen. Misschien naar de Leidse benaming voor een droog gebakje. Of een variant van bolle? Bul is ook een stier. De naam Bulletje is bekend geworden door het gelijknamige kinderboek (uit 1924) van A.M. de Jong. Zie ook: bulletje* bloedworst.

• 't is een bul van een jongen: 't is een zware, dikke jongen. (Van Dale Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal. 1872)
• We vonden Huikie: een bul, een bobbertjewelgedaan, en geen kweeltje meer aan z'n heup. (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop. 1937)
• (B.J. Martens van Vliet: De vollekstaol van de stad Uterech. 2008)

2) (1979) (sold.) erg groot voertuig of wapen.

• De Jannen zijn de soldaten. Een bul is een (zeer groot) voertuig of wapen. (NRC Handelsblad, 16/06/1979)