Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 12-02-2021

bruinwerker

betekenis & definitie

1) (1939) (oorspr. sold.) (scheldw.) uitslover; gatlikker; onderkruiper.

• Bruinwerker, ’n bruine arm halen: uitslover, zich uitsloven om in een goed blaadje te komen. (Paul Guermonprez: Praatjes en plaatjes van de soldaatjes. 1939)
• Nu heeft Tommie alles wat een soldaat hoort te hebben: uniform, krib, klamboe, soldatenkist, vijf correspondentievriendinnen en een ingekankerde afschuw van het woord: „bruinwerker”. (H. L. Smit: Soldaat overzee. 1947)
• Enige oudstejaars adelborsten aan tafel laten hierop echter doorschemeren, dat zij LTZ A. maar een lastige 'bruinwerker' vinden. ... (Cornelis Jacobus Lammers: Het Koninklijk Instituut voor de Marine. 1963)
• Hij liep nu wacht. Toen hij bij me terugkwam zei hij, weer even duidelijk articulerend: 'Vuile bruinwerker. De stront zit tot in zijn oksels. Hij heeft de pik op me.' (Rinus Ferdinandusse: Zij droeg die nacht een paars corset. 1967)
Voor mij, gesjeesde gymnasiast, hadden ze geen oog, totdat bleek dat ik op het kerstrapport twee tienen had, toen werd ik smalend 'bruinwerker' genoemd. (Gerrit Krol: Een Fries huilt niet. 1980)
• ... houding en binnen de drie meter afstand van hem moest bevinden zodat ik in de kortste keren onder het personeel de naam had een bruinwerker te zijn. ... (Heere Heeresma: Morgen zal het beter zijn. 1983)
• .... steevast het sein tot algehele militaire ongehoorzaamheid vormden: onder het schelden van 'Filler', 'Bruinwerker' ..... (Kees van Kooten: Veertig: 3 verhalen. 1984)
• Zo'n Molenaar, zo'n omhooggevallen bruinwerker die toevallig twee lapjes aan elkaar kan naaien. (Nieuwe Revu, 06/09/2000)
• Bruinwerker: KvdK 1983 100. Bruinwerker (brèùnwerker): Onderkruiper, kontlikker. RW I 331. (Casper van de Ven: De Brabantse spot- en scheldnamen. 2013)

2) (1964) (pej.) homoseksueel. Zinspeling op anale seks. Vgl. bruinkoolganger*; bruinschuiver*; bruinsteker*.

• Een bruinwerker en een maaslikker bij de kapitein. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• Buiten dat het bruinwerkers waren, die verhaaltjes aan de goedgelovige galerie-eigenaar hadden opgehangen dat ik hun beste vriend was en hen naar de galerie had verwezen, imiteerden ze mijn stijl van schilderen ook nog. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer II. 1966)
• Dat wist ze, want ik had wel eens lazarus met me lul door de zaak lopen slingeren, tot groot plezier van al die bruinwerkers. (Haring Arie: Recht voor z'n Raap. 1972)
• De meeste van mijn klasgenoten waren ouder dan ik, waren al in dienst geweest, neukten al. Voor mij, gesjeesde gymnasiast, hadden ze geen oog, totdat bleek dat ik op het kerstrapport twee tienen had, toen werd ik smalend ‘bruinwerker’ genoemd. (Gerrit Krol: Een Fries huilt niet. 1980)
• Flikker, ruigpoot, bruinwerker, rugartiest. (Adriaan van Dis: Tropenjaren. 1986)
• Bruinwerker: homosexueel. (Kristiaan Laps: Nationaal scheldwoordenboek. 1984)
• Ik mag graag een kutje beffen, Nol. Ik begrijp niet dat die bruinwerkers dat niet lekker vinden. (Boudewijn Büch: Links. 1986)
• Bruinwerker: homoseksueel, slijmbal. (Ad van Gaalen: Stadsplat. Zes stadsdialecten. 1989)
• Een heterosporter in wedstrijdverband uitmaken voor 'poot', 'nicht' of 'bruinwerker' blijft de zwaarst denkbare belediging. (Elsevier, 25/07/1992)
• Ik ben ook nooit getrouwd, en ik strijk in één jaar meer rente op dan jij in tien jaar bij elkaar kunt tappen, maar dat maakt van mij nog steeds geen bruinwerker. (Walter van den Broeck: Verdwaalde post. 1998)
• Een chocolade hoer, dat is denk ik gewoon een variant op de bruinwerker. Schandknaap, in dit geval. Maar ik kan me vergissen. (Giph op de werkvloer, 18/09/1999, webpagina)
• In het geval van Sjon komen kwalificaties als nicht, flikker, bruinwerker en rugartiest niet eens in de buurt van wat hij in Thailand allemaal uitvreet. (Propria Cures, nummer 7 van jaargang 2001-2002)
• Ten eerste: zelfs in Amerika worden ieder jaar een paar duizend bruinwerkers uit de krijgsmacht geflikkerd, zonder vorm van proces, na een spoedprocedure van twee dagen. (Tom Lanoye: Vitriool voor gevorderden. 2004)
• ‘Let op nou!’ bromde Werner. ‘Lachen! Alsof je de allerlekkerste hiv-vrije bruinwerker uit heel Brazilië ziet staan.’ (Beau van Erven Dorens: Pijn. 2008)
• Kinderen in de klas hebben Otto verteld dat Cors vader een bruinwerker is. (Hans Dagelet: De man met de vier o's. 2011)
• Ik had zin om die bruinwerker een paar klappen te verkopen. Die kneus moest hulp halen, in plaats van dat gezeik. (Özcan Akyol: Eus. 2012)
• Jesper vertelt het geroutineerd, alsof hij kind aan huis is bij Grindr. Mijn apengatje. Het woord krijgt spontaan een andere connotatie. Hoe groot is de stap van apengatje naar bruinwerker (Heleen van Royen: Verboden vruchten. 2012)
• Dacht je dat je bij neonazi”s terecht was gekomen? Dat we je lekker zouden kaalscheren, hier midden in het park, en dat we dan samen in de struiken zouden wachten tot er een jid of een bruinwerker langs zou komen, die we dan met zijn allen tegen de grond zouden zooien? (Viktor Frölke: Het dispuut. 2017)
• Naast het Afro-volk, de geelen roodhuiden, de wijfies, de ouderen, de jongeren, de bruinwerkers, de schuurmeiden en de duizend en een varianten waarin de genderqueers zich manifesteren blijken we ook nog de lelijkerds te hebben. (Rob Hoogland & Arthur van Amerongen: Het grote foute jongensboek. Deel 2. 2019)

< >