Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 05-05-2020

breedbekkikker

betekenis & definitie

(1980+) (ook: breedsmoelkikker) (jeugd) iemand met een grote mond; iemand die veel lacht en dus de mondhoeken openspert. Vandaar ook voor een opschepper, een snoever. In 1979 had Herman Brood onder het pseudoniem 'De Breed-bekkikkers' een grote hit met 'Maak van Uw scheet een donderslag.'

• Breedbekkikker: iem. met grote mond. (Kristiaan Laps: Nationaal Scheldwoordenboek. 1984)
• Alvin, een joviale breedsmoelkikker. (Backstage, oktober 1985)
• Heeft hij nog altijd die bakkes van een breedsmoelkikker? (Herman Brusselmans: Zijn er kanalen in Aalst? 1987)
• Breedbekkikker: iemand met een grote mond. 'Die breedbekkikker zal eens geen commen-taar hebben.' (Marc Hofkamp en Wim Westerman: Aso's, Bigi's, Crimi's. Jongerentaal-woordenboek, 1989)
• Draait die breedbekkikker ze raampie open, zeggie: 'Wat kost 't?' (Nieuwe Revu, 10/10/1991)
• De mensen met wie hij te maken kreeg, verdeelt Philips onder in de categorieën 'breedbek-kikkers' en 'gehaktballen'. De eerste categorie komt met verhalen, als 'Wij werken alleen met wereldpatenten'. Allemaal grootspraak dus. Gehaktballen zijn mensen die een apie willen zien dansen. Ze laten je opdraven met je uitvinding, kijken ernaar en vinden het allemaal heel aardig. Vervolgens doen ze er niets mee. (Trouw, 14/12/1991)
• ... de sympathieke breedbekkikker Jay Leno. (Oor, 29/01/1994)
• "Where the fuck were you in 79?" vraagt breedsmoelkikker Steven Tyler het publiek op Ae-rosmiths dubbele live-cd.... (Teek, januari 1998)
• Aan wie ergert u zich?
Aan Cisca Dresselhuys. Een verlopen breedbekkikker die in Opzij jonge meiden wijsmaakt dat je meer levensgeluk krijgt door achter een loket of een bureau te zitten dan door zelf je eigen kleine kinderen op te voeden. (HP/ De Tijd, 07/05/2004)
• Met een grijns van een breedbekkikker frunnikte hij wat aan het motortje. (Astrid Harrewijn: Ja kun je krijgen. 2006)
• Weer Ad Melkert, die keek als de breedbekkikker die net naar de mop zat te luisteren waarin hij zelf werd opgegeten … (Paul de Leeuw: Boos op de lucht. 2009)
• O, wat haatte hij René Mioch, de nimmer kritische breedbekkikker. (James Worthy & Pepijn Lanen: Wat een leven. 2011)
• Heisse kneep mijn wangen samen en zei: ‘Breedbekkikker. Nooit van gehoord!’ (Stad van zachte idioten. Verhalen uit Utrecht. Samengesteld door Ronald Giphart 2017)