Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 11-10-2021

boterletter

betekenis & definitie

1) (1970) (havenarb.) zware haak.

• Boterletter: zware runnerhaak. (NRC Handelsblad, 10/10/1970)
• (Marc De Coster: Woordenboek van Jargon en Slang. 1992)

2) (1960+) (Amsterdam, scheldw.) zielig, halfzacht persoon. In het populaire televisieprogramma 'Zeg 'ns Aa' noemde Mien Dobbelsteen (gespeeld door de actrice Carry Tefsen) haar man vaak een 'aardappel*' en een 'boterletter'. Variant: boterlul.

• We zeiden in het Hollands vieze woorden tegen hem zoals: ouwe neukerd, geile flepperd, paardelul, ouwe reetroeier, natte scheet, boterletter en noem maar op. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968)
• Met Willem kon je nooit een gesprek voeren, want hij lulde als een kip zonder kop. Ik was mooi aangekleed met die boterletter. (Haring Arie: Tweede Boek. 1969)
• Een Feijenoordspeler bezigde een woord, dat tér plaatse wel meer gebruikt wordt, aldus een dagblad. In Amsterdam wil men nog wel eens het woord „boterletter" gebruiken. Of dit nu nog als een scheldwoord mag worden gezien is twijfelachtig nu de banketletter een bijna niet te betalen tractatie is geworden. (De Volkskrant, 20/12/1969)
• We zaten net lekker rustig toen er weer een hele ploeg van die boterlullen als gekken naar binnen kwam rennen. (Haring Arie: Tweede Boek, 1969)
• En daarom moeten sommige van die boterletters wel eens op hun vingertjes worden getikt als ze pas in het vak zitten. (Haring Arie: Recht voor z'n Raap. 1972)
• Wat mot jij dan, boterlul... (Haring Arie: Recht voor z'n Raap. 1972)
• (Enno Endt en Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• .... als zo'n boterletter midden in de nacht met zijn dronken kop op haar stoep stond... (Annemarie Oster: Een vrouw van de wereld. 1981)
• Wat een boterletter, niet? Had beter bij zijn tante kunnen blijven. (Louis Ferron: Hoor mijn lied, Violetta. 1982)
• Afijn het draaide er op uit dat die boterletter naar het ziekenhuis moest om zich te laten be-handelen... (Haring Arie: De Sarkast. 1989)
• Welke boterletter was dat nou weer? (Paul Olden: Geef 8. Handboek voor de eigentijdse soldaat. 1991)
• Hij zal toch zeker niet eeuwig tot Evertons tweede elftal veroordeeld zijn? "Dat zou niet zo best zijn. Hoe kan ik me nou bewijzen met al die boterletters om me heen?" (de Volkskrant, 29/03/1991)
• Dat vind ik zo'n ongein, ik bedoel, een beetje met vingerhoedjes op over zo'n wasbord ras-pen kan iedere Jan Boterletter. (Chris Bos: De woede van de gitarist. 1992)
• Een man die vele jaren een zware motor én een knappe Italiaanse heeft kunnen bedwingen, kan geen Jan Doedel, geen doetje, geen boterletter zijn. (Playboy, november 1993)
• Voor je het weet staat er een boterletter uit het college van bestuur aan je kist te kakelen. (Youp van 't Hek: En het bleef nog lang onrustig in mijn hoofd. 1996)
• Hij mag waarschijnlijk niet eens met haar naar bed, die boterletter, denk ik nog. (Rascha Peper: Alle verhalen. 1997)
• (Bindervoet & Henkes: Dat boek met die kuttitel. Schelden en vloeken in het Nederlands. 2015)
• Wat ben jij een ongelooflijk gevoelloze boterletter, dacht ik toen ik dat las. (Youp van ’t Hek: Stormschade. 2018)
• Waarom is het zo’n godvergeten chaos Hugo? We zijn het FC Emmen van Europa. Maanden hebben die boterletters op jouw ministerie dit toch zien aankomen? (Youp van ’t Hek: Driftkakker. 2021)

3) (1970+) (inf.) mannelijk geslachtsdeel.

• (Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit. Ned. vertaling van The Visual Dictionary of Sex. H.J.W. Becht-Amsterdam. 1977-1980. Woordenlijst p. 126)