Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-06-2023

boodschap

betekenis & definitie

1) (1964) (euf.) reclameboodschap (op radio of televisie of in de pers). Reclame stoot een groot deel van het publiek af. De verkorting klinkt minder agressief. In Amerika waar het fenomeen veel sterker ingeburgerd is, gebruikt men naast ‘message’ de eveneens verhullende omschrijvingen ‘intermission’ en ‘word from our sponsor’.

• Wij zijn nog van die achterlopers, die met een besneeuwd beeld zitten, maar wij hebben toch heel goed kunnen zien waar het ons in de allereerste plaats om ging: de nieuwigheid van de reclame's. Een ,,spotje" of een ,,boodschap" heet zoiets in het commerciële televisie-jargon. (Algemeen Handelsblad, 02/09/1964)
• Ischa Meijer voor, tijdens en na zijn talkshow I.S.C.H.A.: `Mijn programma voor u.' `Wilt u kijken, alstublieft?' `Na de broodnodige boodschappen ben ik weer terug.' (HP/De Tijd, 26/11/1993)
• De verleiding die nu van de agressieve manier waarop reclame wordt gevoerd uitgaat, was toen nog onbekend. Men kon in die tijd rustig zijn leven leiden zonder bedreigd te worden door opdringerige radio- en televisie boodschappen', zoals de reclame soms eufemistisch wordt genoemd. (Amigoe, 23/12/1993)
• De KRO zendt het programma weliswaar uit, maar waarom op zo’n slecht tijdstip? Een gesprek over de breuk, de verschraling en de broodnodige boodschap. (Trouw, 03/04/1999)
• Geen tijdschriftlezer (en geen redactie) windt zich erover op dat journalistieke artikelen worden afgewisseld met commerciële boodschappen. (HP/ De Tijd, 12/11/1999)

2)(19e eeuw) (in de uitdrukking ‘een grote boodschap doen’) (euf.) zijn gevoeg doen; faeces lozen. In de middeleeuwen gebruikte men hiervoor de uitdrukking 'bloemen lezen'.

• Nee nee, waarachtig niet, zei Willem, we motte d’r voor nou wat anders op verzinne.... Wacht ik weet al wat.... we zegge, dat jij ’n groote-boodschap moet doen, maar dat je nie kón, en dat ik je toen gezeid heb, dat een goed middel was, om in de ope lucht te probeere en er dan ’n sigaar bij te rooke. (Lodewijk van Deyssel: De kleine republiek. 1889)
• Kakken of schijten en pissen zijn hoogst onfatsoenlik; poepen en piesen, klinken, als kinderwoorden, minder ruw, maar in de omgang heeft men aanduidende omschrijvingen nodig als: zich verwijderen, zich absenteren, naar achteren gaan, en andere plaatselijke omschrijvingen. Versleten raken reeds: een grote en een kleine boodschap doen, die eerst, als uit het Frans vertaald, zeer netjes waren. Ook het zeer neutrale wateren is bijna onbruikbaar geworden. (De Nieuwe Taalgids. Jaargang 14. 1920)
• In het Tehuis hadden ze me allerlei vieze en vuile woorden af willen leren. Als je bv. aan tafel “gotverdomme” zei, kreeg je gelijk een dreun en kon je je bak vreten (je bord met eten) in de keuken oplepelen! Pissen was “”n plasje doen”, schijten was “een grote boodschap” en zo. Je had “grote” en “kleine boodschappen”, en als je daar niet mee akkoord ging kreeg je een pak voor je bips. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• 'Poepen? Moet je poepen? Dat woord kennen wij hier niet. Je moet zeggen: een grote boodschap, of gewoon: een grote. (Sal Santen: Deze vijandige wereld. 1972)
• Razendsnel sprong ik dan uit bed, greep de melkfles met pis en het pakketje van krantenpapier als ik een grote boodschap had gedaan en vloog geruisloos de trap op. (Jan Wolkers: Brandende liefde. 1981)
• Paarden zijn gezegende schepsels. Ook de grote boodschap kunnen zij aan in extreme omstandigheden. (Guido van Heulendonk: Paarden zijn ook varkens. 1995)
• Als ik naar het toilet moet voor een ‘grote boodschap’ en ik zie de torren alle kanten uit rennen, dan vliegt mijn drol van schrik weer net zo hard terug mijn darmen in. (Astrid van der Star: Van lief naar lef. 2007)
• En als hij een grote boodschap moest doen in het enige toilet dat het huis kende, dan hoopte hij maar dat Edna niet in de buurt was of ook zou moeten. (Peter Langendam: Morgen gebeurt het. 2007)
• Toen ik nog een klein meisje was, zei ze vaak tegen me dat ze nooit een grote boodschap deed. (Charlotte Roche: Vochtige streken. 2010)
• Ik weet nog dat Polly mij voor het eerst een grote boodschap zag doen. (James Worthy: James Worthy. 2011)
• Toen Maarten was vertrokken en ik op mijn gemak de grote boodschap deed, viel me een luchtje op, maar dat was eerder apart dan vies. (Heleen van Royen: De hartsvriendin. 2013)
• Hij had prostaatkanker, zoals zoveel mannen op latere leeftijd. Het was geen agressieve vorm, hij had er nog veel ouder mee kunnen worden, maar toen hij, vermoedelijk ten gevolge van bestraling, incontinent werd voor de grote boodschap, wilde hij niet verder leven. (Yvonne Kroonenberg: Wees blij dat je ze nog hebt. 2014)
• Gisteravond zat ik op de wc met mijn smartphone en enkel het feit dat ik alleen nog maar een grote boodschap kan doen als ik tegelijkertijd kan surfen, stemt mij uitzonderlijk droevig. (James Worthy: Mottenballen voor de ziel. 2016)
• ”s Nachts gebruikten mensen wel een kamerpot, een pispot. Wie dan een volle blaas had en het niet zag zitten om in het donker naar buiten te lopen, plaste in die pot en dekte die af met een deksel (uiteraard was het niet de bedoeling om daar een grote boodschap in achter te laten). (Korneel De Rynck: Vroeger was alles beter. 2018)

3) (1932) (in de uitdrukking ‘een kleine boodschap doen’) (euf.) urineren.

• Om tien uur, voor we in 't zand gaan spelen, moeten we allemaal, in de rij hokjes die zo naar teer stinken, onze 'kleine boodschap' doen. (Theo Thijssen: Het taaie ongerief. 1932)
• Ze gaan; Abeltje klapt in de handen en roept hen na met een vrouwestem: ‘antreje voor de kleine boodschap, kindere; broekjes ope!’ (Jan de Hartog: Hollands Glorie. 1940)
• En piesen zeggen wij ook niet,' vervolgde tante Roosje tot mijn verbazing, want ik dacht juist dat piesen netjes was en alleen pissen of zeiken niet mocht. 'Fatsoenlijke mensen hebben het over "een kleine boodschap" of "een kleintje". (Sal Santen: Deze vijandige wereld. 1972)
• Terwijl ik met moeder aan de arm voetje voor voetje over de trottoirtegels schuifelde, haastte mijn vader zich naar boven om, zoals hij zei, ‘een kleine boodschap te doen’. (Maarten Spanjer: Spanjer in stukken. 2016)

4) (1984) (in de uitdrukking ‘ze moet om een boodschap’) (< Westfries, sch.) ze moet weldra bevallen.

• Ze moet {p.56} om ”n bòskip, ze moet (weldra) bevallen. (J. Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)