(1971) (Sur.) homoseksuele handelingen plegen; homoseksueel zijn.
• Daar kunnen ze je boelen. Daar lopen genoeg boelers rond. Boelerrrr... Homo...' (Bea Vianen: Strafhok. 1971)
• (Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit. Ned. vertaling van The Visual Dictionary of Sex. H.J.W. Becht-Amsterdam. 1977-1980. Woordenlijst p. 126)
• (J. van Donselaar: Woordenboek van het Surinaams-Nederlands. 1989)
• (Arendo Joustra: Supplement bij het homo-erotisch Woordenboek. In: Homologie 4/1990)
• (Smibanese woordenboek. 2e druk. 2020)
• De tweede, goedgevulde categorie is die van woorden die staan voor ‘neuken’, ‘de populairste van alle binnensporten’ volgens schrijver-columnist Nico Scheepmaker (1930-1990). In straattaal worden onder meer de volgende woorden gebruikt: batsen, ballen, boelen, choppen, freaken, kaatsen, kieren, klaren, klari, liften, loffen, prikken, rippen, skatten en tokkelen. (René Appel: Taalstukken. 2021)