Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 10-06-2023

boef

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (Utrecht, stud.) niet corpslid. Syn.: boender*; bourgeois*; knor*; pluis*; pooier*; profaneling*; provinciaal*; varken*.

• Boef, (stud.) student niet corpslid. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. 1914)
• (Koenen Verklarend Handwoordenboek der Nederlandse Taal. 18e druk. 1937)
• Daarmee komt ook de tijd van varkens, knorren en boeven, de nietleden van het corps. Voordien zou vrijwel niemand zich in het hoofd halen buiten het corps te blijven, want dat stond gelijk met volkomen buiten de gemeenschap gestooten te worden en evenveel plagerijen te verduren, maar dat niet eenige weken, doch den geheelen studietijd door. (A.C.J. de Vrankrijker: Vier eeuwen Nederlandsch studentenleven. 1939)

2) (19e eeuw) (Zaanstreek) (meestal verkleinvorm) flanellen hemd zonder mouwen.

• In Overijssel komt 'boefje' nog voor in den zin van: langwerpig broodje van roggemeel. In de Zaanstreek in dien van: flanellen hemd, zonder mouwen, hetwelk op het bloote lijf wordt gedragen. (Jacob Verdam: Verzameling overdrukken, artikelen en brieven uit het bezit van J. Verdam, vooral betrekking hebbend op taalkunde, literatuur en geschiedenis. 1870)
• Boef. Flanellen hemd, zonder mouwen, hetwelk op het blaote lijf wordt gedragen. 't Wordt zoo koel, denk er om, dat je vanavend 'en boefìe antrekke. ... (G.J. Boekenoogen: De Zaansche volkstaal. 1897)
• boef, znw. Meestal in verkl. boefie. Flanellen hemd, zonder mouwen, hetwelk op het blote lijf wordt gedragen. // 't Wordt zo koel, denk er om, dat je vanavend 'en boefie antrekke. Me wollen boefie is uit'escheurd. Twee flenelle boevjes, Hs. invent. (ca. 1796), Zaanl. Oudhk. Twee paer coussen en twee paer socken, twee boeffies, twee blaeuwe buffeIse wolhemties, Hs. invent. (lisp, aD 1687), provo archief. In Drente heet een kort jasje of buisje guut (d.i. guit); vgl. Ned. Wdb. V, 1228. De benaming .is dus wellicht ontleend aan de boevenkleding. (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971)