Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 03-05-2023

Bob

betekenis & definitie

1) (2000) (< Bob Marley) (drugs) joint.

• Bob 1. een nerd; 2. een grote joint (afgeleid van Bob Marley). (Jongerentaal in De Morgen, 23/02/2000)
• (Blowjargon in Nieuwe Revu, 06/10/2004)

2) (1995) (inf.) (ten onrechte beschouwd als een acroniem van bewust onbeschonken bestuurder) persoon in een gezelschap die niet drinkt en de anderen veilig naar huis kan brengen. Sinds eind 1995, toen een preventieve campagne tegen het rijden onder invloed werd gelanceerd. Bedenkers waren reclamemaker Laurent Deconinck en staatssecretaris Jan Peeters, in samenwerking met het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid, de ordediensten en een brouwersvereniging. Overal langs de wegen verschenen borden met de slogan `Noem mij maar Bob'. ‘De Bob zijn’ ging gaandeweg betekenen: de lul zijn; niet kunnen drinken omdat je moet rijden, terwijl je vrienden zich aan het bezatten zijn. In Nederland werd de naam en het concept in 2001 ingevoerd door Tineke Netelenbos minister van Verkeer en Waterstaat. In Frankrijk kent men het acroniem SAM (sans accident mortel), al is dat minder gebruikelijk. De tegenhanger van Bob is Bert*.

• De Bob-campagne van het Belgisch Instituut Voor Verkeersveiligheid werd uitgedacht door het Brusselse reclamebureau Magnesium. «Ons werd gevraagd een figuur te creëeren zoals Suzanne van Interlabor», vertelt Laurent Deconinck van Magnesium. «We zochten dus een korte, leuke, heel eenvoudige naam die -en dat was heel belangrijk- zowel in Vlaanderen als Wallonië kon aanslaan. We hadden al een veiligheidscampagne lopen, met als slogan La conducteur est connu, la fête continue. Vrij vertaald betekent dit: nu er een chauffeur is aangeduid die nuchter blijft, kan de rest verder feesten. (Het Belang van Limburg, 04/01/1996)
• Bob is terug. Gisteren werd het startschot gegeven voor een van de eerste zomercampagnes tegen het rijden onder invloed van alkohol. (De Morgen, 22/06/1996)
• Het is de wereld op zijn kop: Tessel is tipsy en Roel is de bob. (Jan Eilander: Raffie. 2005)
• ‘Wie is eigenlijk de BOB?’ ‘Ikke niet. Als ik veel op heb, ga ik steeds beter rijden.’ (Daphne Deckers: Decksels. 2005)
• Was hij een chaperon of zo? De man die de jassen ophangt, de fokking Bob?! (Beau van Erven Dorens: Pijn. 2008)
• De Overijsselse jeugd mag graag in Zwolle een biertje drinken. Vanuit het buitengebied is het een behoorlijk eindje fietsen naar de stad. Niet zo vreemd dus dat velen de auto pakken. Zijn ze verstandig, dan benoemen ze een BOB (Bewust Onbeschonken Bestuurder). (Mariëtte Middelbeek: Verhalen uit de ambulance. 2009)
• De Bob, met wie men veilig thuiskomt, is een Belgische uitvinding. Ik dacht altijd dat het een in het wilde weg gekozen voornaam was, maar het blijkt te staan voor Bewust Onbeschonken Bestuurder. (Remco Campert: Mijn eenmanszaak. 2010)
• Daarbij drink ik ook nog eens geen alcohol, hetgeen ik altijd probeer te maskeren door te zeggen dat ik ‘de BOB’ ben, want ik heb gemerkt dat mensen niet-drinkers hoogst curieus vinden, om niet te zeggen: irritant. (Daphne Deckers: 111 x Daphne. 2011)
• En dus, met een goed gevoel voor understatement, zei hij: ‘Hé lieverd, wat fijn dat je me ophaalt, ben jij vanavond de bob?’ (Bastiaan Ragas: Maar je krijgt er wel heel veel voor terug. 2011)
• Tot in de jaren tachtig was het min of meer sociaal aanvaard dat iemand, ook al had hij een flinke slok op, gewoon achter het stuur ging zitten. Dat doe je nu niet meer: als je uitgaat, wordt er als vanzelfsprekend overlegd wie er die avond de Bob is. (Annegreet van Bergen: Gouden jaren. Hoe ons dagelijks leven in een halve eeuw onvoorstelbaar is veranderd. 2014)
• De meest jolige, en tegelijkertijd ongetwijfeld de meest algemeen bekende anti-drankreclame is die met het fictieve personage Bob. Oorspronkelijk komt de campagne uit België, maar het idee werkte kennelijk zó aanstekelijk dat Bob zijn opwachting in verschillende Europese landen heeft gemaakt, in 2001 in Nederland. Bij de campagne horen opgewekte teksten als ‘Bob jij of Bob ik?’, ‘Eerst een Bob, dan een fluitje’, ‘Barbecue, biertje, Bob’, en ‘Je bent top, Bob!’. Overigens zijn er aanwijzingen dat de Bob-campagne werkelijk verschil maakt: bij onderzoeken in enkele regio’s bleek een groeiend aantal feestgangers vooraf afspraken te maken over wie bij die gelegenheid ‘de Bob’ zou zijn. En of het aan Bob te danken is of niet, rond 2012 werd voor het eerst een lichte daling geconstateerd in het alcoholgebruik onder jongeren. (Han Lörzing: Mijn generatie. Een ode aan de babyboomer. 2015)
• In het stadion laat ik me vollopen met bier uit grote plastic bekers. Gelukkig is Chris vanavond de Bob, want ik moet er niet aan denken dat ik de Helmondse papegaaienzusjes een avond lang nuchter zou moeten aanschouwen. (Jeroen Guliker: Zeven vrouwen later. 2017)
• De vraag wie er de Bob is, wordt al jaren gesteld, ook voordat vier bierliefhebbers waarvan er een noodgedwongen spa drinkt in de auto stappen met bestemming dranklokaal. De Bob leeft volop. In Rotterdam rijden er zelfs speciale Bob-bussen, die meestal vol zitten met mensen die juist niet de Bob uithingen. Sommigen denken dat Bob een afkorting is van “bewust onbeschonken bestuurder”. Dat is een misvatting, die overigens geen kwaad kan. (Jaap Toorenaar: Hoe verzinnen ze het? 2019)
• Ik doe allerlei pogingen om in contact te komen met Laurent Deconinck, de bedenker van de Bob, maar tevergeefs. Daarom vat ik een krantenartikel samen dat in 2010 in de Vlaamse krant Het Nieuwsblad verscheen. Google voor het complete stuk: Bob is op café geboren – Het Nieuwsblad. Tegenwoordig is Deconinck wijnhandelaar. Als zijn Bob dat maar goed vindt. (Jaap Toorenaar: Hoe verzinnen ze het? 2019)