Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 22-04-2020

bloedmooi

betekenis & definitie

(1967) (inf.) erg mooi.

• Nou. Daar zit een vent in een café en die versiert effe hup een bloedmooi wijf. (Rinus Ferdinandusse: Zij droeg die nacht een paars corset. 1967)
• Corrie (26) is bloedmooi en zeer intelligent. (Kees van Kooten en Wim de Bie: Het groot bescheurboek. 1986)
• Veel nichtententen kennen de terreur van ‘boer wat zeg je van mijn kippen’, in de bruine donkerte van de Shako kun je zijn wie je bent, zodat het een smeltkroes geworden is van suïcidalen, alcoholisten, oude nichten die weten dat de winterzon over ze is opgegaan of naar de herfst gekleurd zijn, jongens bloedmooi en geil juist door hun slordige kledij en schijnbaar onverschillige pose en mannen aan wie je beseft dat erotische esthetiek meer is dan een trendy kapsel en modegevoelige kleding. (de Revisor. Jaargang 18. 1991)
• Je zus is een bloedmooi wijffie en jij een lelijke Neanderthaler, thats it, that’s all folks!!! Klojo! (Co Pee: Afhaalchinees. 2016)