Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 22-04-2020

blits

betekenis & definitie

(1960+) (jeugd) volgens de laatste mode; hip; modern; bij de tijd.

• Als we dan goed kijken naar de blitzelijke bril, het zeer oppe jack en de verrukkelijke blokjes trui.... zouden we misschien zelfs zeggen: hiep, hiep, hiep, hoera. (Hitweek, 14/01/1966)
Blits, opvallend goed, hip, uitdagend, modern. (Rouke G. Broersma: Recht voor z’n raap. Jargonboek voor hippe en andere vogels. 1970)
• Hyperblietzzz allemaal. (Ari B. Hiddema: Kif Kif. 1973)
• ... een of andere blitse zwartleren jack... (Jan Wolkers: Brandende liefde. 1981)
• ... deze blitse bretellen. (Muziek Express, mei 1988)
• In Arnhem 'kon je niets krijgen' dus je liftte naar Amsterdam om in tweede-handswinkeltjes zwarte opa-broeken te kopen met een krijtstreepje, suède bordeelsluipers van Clark en gebreide wollen dasjes, dan zag je er 'blits' uit. (Haagse Post, 15/07/1989)
• In 1963 kwam de eerste single van The Beatles uit in Nederland: ‘Love Me Do’. De jeugd vond het ‘blits’. (Marcel Groenewegen: Armand. En nou ik. 2016)