Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 25-08-2022

blauwe trein

betekenis & definitie

(1983) (wielr.) groep renners in de Europese zesdaagse. Genoemd naar de luxe blauwe trein van de Franse spoorwegen die in de eerste helft van de twintigste eeuw de rijke reizigers naar de casino's aan de Franse Rivièra bracht. Vgl. Frans: 'train bleu'.

• De Tour-directie verbiedt de schrijvende en sprekende pers nog langer gebruik te maken van wielerjargon als „de blauwe trein", „de goede wagon", of „de conducteur". (Het vrije volk, 09/07/1983)
• Voor jonge renners is het wel een voordeel dat de koppels zo vaak van samenstelling wisselen, want daardoor bestaat de blauwe trein niet meer, waar overigens nog wel hardnekkig over wordt gesproken. (Gijs Zandbergen & Wout Koster: Een wielrenner die rijdt steekt zijn hand niet op. 1986)
• Thurau en Fritz probeerden daar in Gent ook nog ten koste van alles te voorkomen dat wij wonnen. Het ging om het leiderschap van de Blauwe Trein (de vaste kern zesdaagserenners die zo'n beetje alles bepalen). (Wieler Revue, 19/08/1988)
• Het was dat jaar echt oorlog in de zesdaagsen. Vooral in Parijs. Oosterbosch en Vanderaerden reden daar de komplete 'blauwe trein' aan gort en leken te gaan winnen. (Wieler Revue, 14/12/1990)
• Zei Walter Planckaert tegen hem dat hij mee moest springen, lette hij goed op, zat hij mee met een ontsnapping, keek hij halverwege om, zag hij een blauwe trein Panasonics aan komen denderen. (de Volkskrant, 26/06/1993)
• De situatie zag er nochtans niet zo riant uit als in de Pyreneeën, waar de blauwe trein zijn kopman in een zetel naar de finale bracht. (Gazet van Antwerpen, 22/07/2002)
• Rustdag in de Tour en die nam Lance Armstrong letterlijk. Afgezien van een korte trainingsrit om de spieren nog eens warm te zetten, verschool de gele trui zich met zijn blauwe trein in het ploeghotel in Saint-Paul-Trois-Châteaux. Armstrong gaf voor niemand thuis. (Het Belang van Limburg, 23/07/2002)