Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-08-2022

blauwe knoop

betekenis & definitie

(19e eeuw) (inf.) in de uitdrukking 'van de blauwe knoop zijn': geheelonthouder zijn. Ook als zelfstandig naamwoord.

• Knoop (Van de blauwe - zijn, zich van sterken drank onthouden; een blauwe knoop is het teeken der geheel-onthouders, oorspronkelijk Engelsch, maar thans ook hier te lande in gebruik. De leden der afschaffers-vereenigingen dragen dien niet. (Taco H. de Beer & Eliza Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
Moeder de vrouw cheef mijn nu maar 'n lekker happie, want ik wor opgeleid voor de blauwe knoop... En dan dronk-ie een glas klare bij me - 'k had altijd een flessie voor 'm staan van zeven stuivers en daar schonk ik 'm een maand van en dan dronk me man soms nog mee, maar die dronk niet veel, want na die beroerte heit de dokter 't 'm verbooie en de meester zei ook, as je nog meer drinkt, is 't je dood. (Bernard Canter: Twee weken bedelaar. 1900)
• De neef van Wessel schijnt ook geen lid van de blauwe knoop te zijn. (Leeuwarder Courant, 29/05/1900)
• Ik dacht: Barend, als het geluk je nu dienen wil, dan begint de korporaal ook te drinken, maar dat liep mis. 't Was er een van de blauwe knoop, weet je. (Lourens Penning, De leeuw van Modderspruit. 1900)
• De meesterknecht was nou van de blauwe knoop. (Henri Hartog: Sjofelen. 1904)
• Ook van „blauwe knoopen moet hij niet veel hebben: die zijn nog veel gemeener dan al dat vrome volkje samen. Je moet ze maar eerst goed kennen, die lui! Hij zou niet weten wat kwaad er in zit, als iemand fatsoenlijk een borrel drinkt …. (C.M. Dekker: Schetsen uit de strafgevangenis. 1910)
• De baas zegt, dat hij zoo’n ontzettenden dorst 56 krijgt, als hij maar even herinnerd wordt aan den „blauwe knoop”. (C. Borstlap: Een schip vaart uit. 1936)
• Geen regering die niet door beperking van het aantal drankgelegenheden het euvel althans enigermate inperkte. Doch ook in dit opzicht leefde men omstreeks 1900 in een tijd van overgang. De wil tot verbetering was er, maar nog bij te weinigen. De ‘blauwe knoop’ was even zeldzaam als de blauwe bloem der Romantiek. (Jan Romein: Op het breukvlak van twee eeuwen. 1976)
• Hoe ga je verder als je door jouw schuld twee kinderen hebt verloren? Is hij lid van de Blauwe Knoop geworden of juist in de Jellinek geëindigd? (Youp van ’t Hek: Rijke Meiden. 1991)
• ‘Jirrekristes,’ verwondert ze zich. ‘Ben je lid van de blauwe knoop?’ (Catalijn Claes: Steenzetters. 2013)
• Die directeur was van de blauwe knoop, fel tegen alcohol op de werkvloer. (Jan D. Swart, Johan Derksen: Kanjers, culthelden en engnekken. 2014)
• Je gaat je geld toch niet uitgeven aan heerlijk eten met een plas water ernaast? Kortom, ik maak me grote zorgen over een oude dag in gezelschap van de blauwe knoop. (Barbara van Beukering: Kruip nooit achter een geranium. 2018)