Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-05-2021

blauw

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (Barg.) dronken. In het Westfries: 'blauw as potlood'': stomdronken. (J. Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984). Heeft misschien te maken met de gezichtsstoornissen die optreden bij toenemende dronkenschap. De dronkaard zou dan een blauw waas voor de ogen krijgen. Anderen zien in de uitdrukking ‘blauw zijn’ een zinspeling op de neuskleur van een beschonkene. Endt en Frerichs (Bargoens Wdb) denken evenwel ook aan de kleur van spiritus (in het Bargoens blauw of blauwsel), een vloeistof die tot na 1945 door verpauperde zwervers als sterke drank werd gebruikt. De mogelijke ontlening van Rotwelsch ‘blau’ (dronken) aan Hebreeuws ‘be-lo’ (zonder, absoluut, niets), en vandaar in Rotwelsch: `vergeefs, slecht, kwaad', lijkt minder aannemelijk. De Duitse volkstaal kent ook uitdrukkingen als ‘blau wie eine Strandhaubitze’ en ‘blau wie ein Märzveilchen/Veilchen’ (in hoge mate beschonken). De meeste Duitse spreekwoordenboeken voeren de zinswending ‘blau sein’ terug tot de oudere uitdrukking ‘es wurde ihm blau vor den Augen’ of denken aan een verband met ‘ins Blaue reden’ (er maar op los praten; in het wilde weg kletsen) (waarbij Blaue een verwijzing zou zijn naar de lucht of de hemel). Ons eigen Bargoens kent dan weer uitdrukkingen als: blauw als een Maleier (iemand die afkomstig is uit Indië; vgl. dronken*) of blauw als een meloet (mogelijke verbastering van mulat; vgl. eveneens dronken*) `zwaar beschonken zijn'; volgens Van Dale (1992) ook Bargoens voor `dood'. Hier wordt duidelijk gezinspeeld op de blauwe huidskleur van vnl. West-Indiërs (in soldaten- en marineslang ook wel blauwen of blauwe jongens genoemd). Zie ook: zo blauw als een tientje.

• Hij is blauw. De kleur van het aangezicht des dronkaards zal wel aanleiding tot deze spreekwijze gegeven hebben. (A.E.B. Herroem : Bacchus, in Spreekwoordentaal. 1874)
• Toen was ie weer blauw, toe ie de kroeg uitgegooid wier, en dan kon ie niks hebbe of 't was vechte. (M.J. Brusse: Landlooperij. 1916)
• Telkens wanneer-ie zo blauw als een maleier thuis kwam, kreeg opoe ze uitgemete en wier aan d'r haren door de kamer gesleurd. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Als ze thuiskwam was ze steevast hallef blauw. (Alex De Haas: Het gezellige zussie en de ongezellige buurvrouw. 1945)
• Want 'n man van me woord, dat ben ik, ook als ik blauw ben. (M.J. Brusse: De boef Matheus Otto. 1946)
• Vaak zeg ik: Vrouwtje lief, ik loop nog vlug
Heel even naar 't café, 'k ben zo weer terug
Maar dan tref ik dan Jan en alleman
Die weer een rondje geven en wat doe je dan?
Dan zeg je niet: Ik mag niet van m'n vrouw
En voor je 't weet dan ben je alweer blauw
Arie Ribbens: Brabantse nachten zijn lang (1980)
• (Paul Spapens, Gerard Steijns, Wil Sterenborg & Frans Verbunt: Goedgetold. Diksjenèèr van de Tilbörgse taol. 2004)
• Het pand was van Blauwe Ben, die noemden ze zo omdat ie verschrikkelijk zoop. (Raoul Serrée: De Wallen in de jaren '60. Verhalen van prostituees, penoze en de postbode. 2015)
• Wanneer het goed was, dan reed Blauwe Willem (hij zoop zo) opeens een dikke Mercedes. (F.J.A.M. van der Helm: Vroegâh in Den Haag. Van hoerenmadam tot Maison Krul. 2020)

2) (1994) (inf.) politie. 'Meer blauw op straat': leuze waarmee de politici in dat jaar aankondigden dat er meer agenten in het straatbeeld zouden verschijnen om de veiligheid van de burger beter te kunnen waarborgen. Men wilde een krachtiger bestrijding van diefstal, woninginbraken en van geweldscriminaliteit. Daartoe moest het aantal gewone agenten worden uitgebreid. Uit het begin van de jaren negentig van vorige eeuw dateert eveneens het werkwoord blauwverven* voor het op de straat aanwezig zijn van zoveel mogelijk politiemanschappen, teneinde de kleine criminaliteit beter te kunnen bestrijden. Blauw kan binnen de politie ook uniformdienst betekenen.

• Meerdere keren werd vanuit Den Haag extra geld in de politie gepompt, zonder dat dit daadwerkelijk leidde tot wat is gaan heten: `meer blauw op straat'. (de Volkskrant, 23/09/1994)
• Terwijl de Kamer zich nog beraadt over meer blauw op straat is om de hoek álles te krijgen wat niet mag. (Vrij Nederland, 10/06/1995)
• Ach, een aanval op de Nationale Bank - het zat erin, hè. God wat was er toch weinig blauw op straat. (Rinus Ferdinandusse en Tomas Ross: De mannen van de maandagochtend. 2003)
• Maar vanochtend is de stilte flink verstoord: er staan camera's te draaien, er melden zich nieuwsgierigen en er is vooral veel 'blauw'. (NRC Handelsblad, 12/11/2004)
• Bel de blauw en je wordt genakt, chappie! Ik steek je met me niffie. Je weet! (Henk van Straten: Kleine stinkerd. 2008)
• Het Lupineplein was zwaar belast met junks, dan moet je ook het lef hebben “blauw te laten zien” en dat hebben we gedaan. (Jan Donkers: Zo dicht bij Amsterdam. 1997. 7e herziene druk. 2013)
• De roep van de politiek om ‘meer blauw op straat’ kon nooit in iets anders resulteren dan in een toename van bloeduitstortingen in het stadsverkeer. (A.F.Th. van der Heijden: Kwaadschiks. 2016)
• De verdachten bespreken in de Fiat en via de pgp’s dat het ‘blauw’ is op straat, met ‘overal popo’. (Paul Vugts: Afrekeningen. 2017)
• We kunnen nu ook vast maar meteen besluiten de WAO en de AOW op te heffen. Zieken en ouderen worden toch al in toenemende mate een last. En dan kunnen die gelden tenminste worden aangewend voor ‘meer blauw op straat’. (Renate Dorrestein: Dagelijks werk. Een schrijversleven. 2018)
• Hij is misschien wel de personificatie van de Forensische Opsporing zoals ik hem in mijn hoofd heb: man, middelbaar en doorgegroeid binnen de politie. Doordat hij uit de uniformdienst komt, Blauw zoals ze dat hier noemen, heeft hij zelfs een wapen om zijn middel hangen. (Tamara Seur: De wereld van de witte pakken. Mijn jaar bij de forensische dienst. 2019)
• (Smibanese woordenboek. 2e druk. 2020)

3) (19e eeuw) (Barg.) dood.

• Blauw, (barg.) dood. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

4) (begin 20e eeuw) (adel) Chinees porselein.

• (Agnies Pauw van Wieldrecht: Het dialect van de adel. 1991. Herziene editie 2003)