1) (1906) (Antwerpen) dominosteen die een halve voorzijde zonder ogen heeft.
• Blanke, znw., m. — Dominosteen die eene halve voorzijde zonder oogen heeft. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. Aanhangsel. 1906)
2) (1940+) (Achterhoek, Drenthe, Noord-Brabant) verkorting van 'blanke borrel', jonge jenever die blanker is dan oude of belegen jenever.
• Maar hoeveel bezoekers van zgn gastvrij café weten, dat zij in een keizerlijke woning en onder het waakzame oog van Zgne Majesteit Hoogstderzelve het schuimend glas bier en de blanke borrel hoog heffen? (Limburgsch dagblad, 01/09/1949)
• De laaggradige jonge is dus een nieuwe drank met zeer commerciële achtergronden, maar tevens een nieuwe aanwinst in de sterke sector. Hoe zou hij smaken in vergelijking met echte jonge jenever? Hetzelfde blad Drankendetail organiseerde een blinde proeverij van 14 blanke borrels: 4 laaggraders, 6 jonge jenevers van 35% en 4 met een hoger gehalte (van 37 tot 42%). (NRC Handelsblad, 28/01/1984)
• (G.H. Kocks: Woordenboek van de Drentse dialecten. 1996-1997)
• (Ewoud Sanders: Borrelwoordenboek. 1997)