Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-04-2022

Beo

betekenis & definitie

1) (1914) (spot.) gedachteloze naprater. Genoemd naar een Javaanse vogel, die als een papegaai alles gedachtenloos nazegt. ‘Hij praat als een Beo’. Sedert 1914 in de grote Van Dale. Als scheldwoord vooral in Ned.-Indië gebruikt.

2) (2012) (Vlaanderen, jeugd) scheldw. voor iemand uit het buitengewoon onderwijs; kind met een beperking.

• "Scheldwoorden zijn heel dankbaar omdat ze sowieso al worden geacht buiten de standaardtaal te vallen. Bovendien is het voor tegendraadse jongeren leuk om hun ouders of leerkrachten te provoceren met ongepast taalgebruik. Maar veel van de scheldwoorden die ze gebruiken, zijn helemaal niet zo nieuw. Beo, een verwijzing naar het buitengewoon onderwijs, wordt nu veel gebruikt. Een tijdje geleden was 'handicap' een hip scheldwoord. De jongeren gebruikten het echt als aanspreking: 'he, handicap.' Later vervoegden ze het woord en riepen ze elkaar dingen toe zoals: doe eens niet zo gehandicapterig. Dat toont dat de jongeren de taalstructuur goed begrijpen." (De Morgen, 10/12/2012)
• Zo werd ik iedere ochtend opgepikt door een schoolbus voor kinderen met een beperking. In Antwerpen werd dat de beobus genoemd (‘beo’ verwijst naar het buitengewoon onderwijs, vaak als scheldwoord gebruikt, nvdr.). Ik zat daar tussen kinderen met zware mentale en fysieke beperkingen, en het was gek om te beseffen dat ik daar op de een of andere manier bij hoorde. (Knack Focus, 29/05/2019)