Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 04-09-2020

Benno

betekenis & definitie

1) (1960+) bijnaam van Prins Bernard. Zie ook: Juultje* en Trix*.

• Benno: Prins Bernhard. (Piet Grijs: Blijf met je fikken van de luizepoten af. 1972)
• Benno: Prins Bernhard. (Opoe Herfst. Samengesteld door het reclame adviesbureau Advertising Marketing + Design. 1973)
• Zachtjes murmelde de lieve prinses Juliana: ‘Ik mag dan dement zijn, maar Benno is meer vergeten dan ik.’ (Youp van ’t Hek: Hartjeuk en zieleczeem. 2004)
• Maar helaas, Benno is dood. Op 93-jarige leeftijd is hij om 18.50 uur in het Academisch ziekenhuis in Utrecht overleden. (www.geenstijl.nl, 01/12/2004)
• Benno coïteert zich helemaal suf. (Paul de Leeuw: Boos op de lucht. 2009)
• … bracht hij als eerste na de oorlog de huwelijksfoto van Juul en Benno waarop de hooggeëerde gasten collectief de Hitlergroet brachten terwijl het Horst Wessellied schalde door de Haagse Schouwburg … (Rob Hoogland & Arthur van Amerongen: Het grote foute jongensboek. 2017)

2) (1984) (jeugd) homo; mietje. Benno is de populaire aanspreekvorm van Bernard.

• Benno, mietje, vaak in de combinatie: ‘een kleffe’ of ‘zieke benno’. (Cor Hoppenbrouwers: Jongerentaal. 1991)
• Benno. Zacht ei; watje; mietje. Jongerentaal. (Hans Auer: Zeg nooit doei. Het foute woordenboek van de Nederlandse taal. 1995)