Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-07-2020

ben je een haartje?

betekenis & definitie

(1912) (inf.) ben je niet goed wijs. Verkorting van: 'ben je een haartje bedonderd (of belazerd)'.

• Bi-jij een haartje? (Schager Courant, 16/11/1912)
• Bî je 'n haartje!... viel het wijf grof-nijdig uit. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925)
• Zeg, zijn jullie een haartje... ’t Is hier geen cafetaria. (Toon Kortooms: Beekman en Beekman. 1949)
• „Zou er geen gevaar bestaan, dat ik papa word?" vroeg ik. Iwan lachte bulderend. „Ben je een haartje?" (Johan van Keulen: De liefde van Bob en Daphne. 1966)
• Godverdomme, roept hij, ik wil niet, ben je een haartje bedonderd. (J.W. Holsbergen: Wimpie de naaidoos. 1971)
• Denk je dat ik... in een caravan... met tegels! In een caravan... ben je helemaal een haartje of twee drie besodemieterd? (Rinus Ferdinandusse en Tomas Ross: De mannen van de maandagochtend. 2003)