(19e eeuw) (zich bekladderen) (stud.) zich bedrinken. Syn.: aan de kladder* gaan. Kijk ook onder kladdertje*.
• Bekladderen, (Zich - (stud.) zich bedrinken. In de 18e eeuw komt kladdertje voor: borrel. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913)
• Laat ik nog enkele volksuitdrukkingen voor drinken aanhalen, door De Cock bijeengegaard (zie De Navorscher, XLVII, bl. 56; XLVIII, bl. 40; IL, bl. 130): Bekeren; pimpelen; borrelen; borlesoesen; borleboppen; toeteren; fleppen; swobbelen; gulpen; duimen; loreeren; zich bekladderen; tullen; pullen; avoezen; sippen; lepelen; leppen; lepperen; petteren; pampelen; sassen; heften; kiepen; spichteren; kwasten; kwiskwassen; schossebrokken; zoppedoppen; swijnswansen; swijnswollen; slampampen; enz. enz. - Typisch is ook het klanknabootsend element in de scheppingen der volkstaal; het is zoo goed als interprovinciaal. (Jos Schrijnen: Nederlandsche volkskunde. 1930-1933)