(17e eeuw) (plat) bevuilen door te kakken*. In Vlaanderen betekende 'de poort bekakken': in de gevangenis zitten (aantekening van Gezelle).
• Dat zel klettig zyn, ha! ha! als ik 'er om denk zou ik me wel van vreugd bekakken. (Anoniem: Het groote Tafereel der dwaasheid. 1720)
• … zodat ik me maar steeds kleiner en kleiner trachtte te maken en me van angst bekakte waar ik stond. Tot ik dan eindelijk in tranen uitbarstte. (Louis Paul Boon: Als het onkruid bloeit. 1972)
• Eigenlijk vind ik die duiven óók maar vuile beesten, ze bekakken aldoor de daken van je huis, vooral aan deze kant omdat dit de zonnekant is en natuurlijk ook de dakpannen van de toren, mijn toren. (Yang. Jaargang 18. 1982)
Gepubliceerd op 08-04-2020
bekakken
betekenis & definitie