Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-02-2021

ballon

betekenis & definitie

1) (1937) (Barg.) gevangenis.

• Ballon: gevangenis. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• (J.GM. Moormann: De geheimtalen. 2002)

2) (1925) (Barg.) hoofd. ‘Hou je ballon weg’: je staat in het licht.

• En mijne hep 't in se belon... sa 'k maar segge... Die hep... die hep me eige mit hoerewicht wille opskeppe... (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925)
• Ballon: gevangenis. Ook: hoofd: Hou je ballon wat weg, je staat in 't licht. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)

3) (1960+) (euf.) (meestal verkleinvorm) condoom. Talrijke syn. in de volkstaal: capote* anglaise; Connie*; feestmutsje*; flubbertje*; genotsrem*; gummi(jasje)*; instrument*; jas*; kapotje*; kous*; kutpakking*; kwakvanger*; neukballon*; neverippie*; overjas*; overschoen*; paraplu*; penispanty*; Pipi* Vangkous; prethoedje* enz.

• Een paar weken was ik heel voorzichtig en flepte ik netjes met een gummitje aan m’n haan. Maar dat was van korte duur. Een tijdje later ramde ik weer links en rechts zonder ballonnetje. (Haring Arie: Tweede Boek. 1969)
• 'Zoals je wilt hoor, kereltje,' en ze deed vliegensvlug dat ballonnetje om me snikkeltje... (Haring Arie: Recht voor z’n raap. 1972)
• Waarom is het mij niet gegund leuk te doen met een stel uitgelaten tekstschrijvers dat voor een informatiestandje van de NVSH doende is met het opblazen van gekleurde condooms? Lacherig slaan ze de ballonnetjes naar elkaar toe. (Johnny van Doorn: Gevecht tegen het zuur. 1984)

4) (2020) (straattaal) lachgas.

• Clint en Tom voegden volgens hen sowieso niet veel toe omdat ze permanent een ballon of joint in hun mond hadden. (Dieuwertje Heuvelings: Auxiety. 2020)

< >