Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-03-2020

bakkerij

betekenis & definitie

(1994) (jeugd) ondeskundig iemand, sukkel, prutser, sufferd. Herkomst onduidelijk. Misschien een verwijzing naar koekenbakker*? Omdat het bereiden van zoetigheden door sommigen wordt beschouwd als manonwaardig?

• Meg en ‘O’ Dog nemen ons mee naar coffeeshop Twilight in de Lange Niezel. Daar treffen we een aantal van hun vrienden. Ze hebben een eigen taaltje. Zo betekent het woord ‘bakkerij’ bij hen ‘sukkel’. Nadat ze het erover eens geworden zijn dat wij geen ‘bakkerijen’ zijn, stellen ze voor om ons ’s avonds om 20.00 uur bij hen in de wijk te ontmoeten. (Nieuwe Revu, 11/05/1994)