Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 20-08-2020

alle hondsgezeik

betekenis & definitie

(19e eeuw) (Brabant, inf.) om de haverklap.

• Hij is alle hondsgezeiken hier. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900)
• (A.P. de Bont: Dialekt van Kempenland, meer in het bijzonder d'oerse taol. 1958)
• Ach jongen, da's hier alle hondsgezeik wat vers. (Walter van den Broeck: Groenten uit Balen. 1972)
• Weet ik het? Hier gebeurt immers alle hondsgezeik wat vers. (Walter van den Broeck: Het beleg van Laken. 1985)
• Elk hondsgezeik komt ie wir enen appel haolen. (Cor Swanenberg: Onder ons gezegd in Brabant. 1993)
• (Drs. H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol: De Brabantse spreekwoorden. 6e druk. 2003)
• (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 2009)