Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-09-2024

alle goden

betekenis & definitie

(19e eeuw) uitroep van verbazing. Zie ook: Goden*. Vgl. alle mensen*.

• ‘Bij alle Goden!’ schreeuwde Epafus, die doodsbleek den trap kwam afsnellen: - ‘de Overste sterft.’ (Jacob van Lennep: Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst. 1838)
• Maar - bij alle Goden - in het leven moest toch leven zijn! (A.C.J. de Vrankrijker: Vier eeuwen Nederlandsch studentenleven. 1939)
• Alle goden, wat een volk, de Rechtestraat is een deinende zee van hoofden. (Jan Mens: Goud onder golven. 1943)
• Alle goden, op zon moment . zou ledereen wensen een waterman te zijn. (Het vrije volk, 04/11/1971)
• Alle goden, wat zouden wij graag in uw schoenen staan. (Het vrije volk, 22/07/1972)
• Bij alle goden, zeg, wat heeft hij met je uitgespookt? (Jen Williams: De ijzeren geest. 2015)

< >