Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-04-2021

aholic

betekenis & definitie

(1972) (< Eng.) (als tweede lid van een samenstelling) combinatievorm met de betekenis: `iemand die verslaafd is aan, geobsedeerd door, voortdurend behoefte heeft aan iets'. Gevormd naar analogie van alcoholic. Toen Wayne Oates, een Amerikaans pastoraal werker, in 1971 het woord ‘workaholic’ (werkverslaafde) lanceerde, was het hek al gauw van de dam. Er volgden allerlei nieuwe woorden die eindigen op -aholic of -oholic.

• Na de Kerst zullen we het maar over eten hebben, want daar gaat het om. Ik behoor niet tot die mensen die bij het woordkerstmaaltijd hun voorhoofd fronsen en zwijgend op de bijbel wijzen. After all heb ik geen last van Calvijn, dat zure baasje, die workaholic. (Het Parool, 29/12/1979)
• Een workaholic is iemand die niet werkt om te leven, maar leeft om te werken. (Trouw, 11/03/1981)
• Het gaat om de nuchtere schaduwzijde: de klinieken voor cocaholics, therapeutische gemeenschappen, het doodordinaire afkick-leed. (Oor, 28/06/1986)
• Gerrit de Jaeger, een veelzijdige stripaholic... (Preview, november 1987)
• Guitaraholic Clapton speelt mee. (Oor, 25/03/1989)
• De `race-aholic' uit Berriz in de Baskische provincie Viscaya. (De Standaard, 18/07/1989)
• Meiden zijn lees-aholics. Het is een communicatie-etende doelgroep, ze willen niks missen. (HP/De Tijd, 30/05/1997)
• Sportmakelaar en workaholic Maguire is aan het begin van de film namelijk tot de verontrustende conclusie gekomen dat hij een schraal nietszeggend leven leidt. (Nieuwe Revu, 12/03/1997)
•Als een man heel internet afspeurt voor de juiste lens bij zijn fotocamera, noemt hij dat research. Maar als ík de modesites naloop voor de juiste schoenen bij mijn jurkje, ben ik een shopaholic. (Daphne Deckers: 111 x Daphne. 2011)