(1914) (sold.) met groot verlof gaan (na zijn diensttijd).
Syn.: zwenken*.
• Het gaan met groot verlof heet te Amsterdam „afzwaaien". Algemeen is „bij-teekenen" opnieuw teekenen nadat de diensttijd om is. (de Sumatra Post, 17/12/1914)
• Aan de rubriek uitdrukkingen betreffende den dienst ontleenen wij; afzwaaien: een misschot signaleeren, stompertje: marsch, bajonetknokken: bajonet-schermen, sokken verkocht: appèl voor de gestraften, sokken nummeren: ont-breken op appèl. (Bredasche courant, 28/06/1918)
• De antjes en de Scala-Jantjes beoben afgezwaaid, zooals dart in het militaire jargon beat, en één van de drie, de beste, de heid, die „het ridder" baalde, is nu Ploert. (Het Vaderland, 13/12/1921)
• De Koningin laat soldaten, die afzwaaien, hun spullen thuis bewaren. (Meyer Sluyser: Voordat ik het vergeet. 1957)
• Ik zie me nog in Amsterdam staan, toen ik pas was afgezwaaid. (Simon Car-miggelt: Duiven melken. 1960)
• Voor hem bestonden alleen: een piot, het apenpakkie, de (sigaren)kistjes of turftrappers, de spuit, losse flodders, het zwikkie, een leipie, een douw, het kuchie en het ideaal: afzwaaien! (Apie Prins: Ik ga m’n eige baan. 1963)
• 't Is 'n aardige meid as verzetje voor m'n diensttijd, heb jij gezeid; as ik afzwaai, laan ik d'r stikke, da doene de andere ook! (Johan Fabricius: Het meisje met de blauwe hoed. 1974)
• Als ze in dienst wat in je zien, en je kunt op staatskosten studeren, grijp dan die kans en probeer een vak te leren. Als je dan afzwaait ben je in de maat-schappij meer waard dan arbeider op een houtzagerij. (Catalijn Claes: Neem mij zoals ik ben. 2012)
• Net voor de allerlaatste terugkeer naar de kazerne – Kludde zwaaide de vol-gende dag af – gebeurde er iets merkwaardigs. (Walter van den Broeck: De Babyboom Boogie. 2017)