(1998) (mar.) (gezegd van drank) achteroverslaan; leegdrinken.
• Tien mannen die er met z'n allen een paar kratjes doorheen janken, aangevuld met wat champagne en de nodige jonge jenever, en vervolgens zo muf als een beer de mand in. (Nieuwe Revu, 26/08/1998)
• … dus ik stort me in het praatgedruis, jank een paar wijntjes achterover, en luister, zoals het een lieve echtgenoot en brave buurman betaamt, naar alle opgewonden loof-, blubber-, mos- en kabouterverhalen. (Jan Heemskerk & Saskia Noort: Jan en Saskia. De naakte waarheid. 2014)