Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 05-10-2022

achterlijk batje

betekenis & definitie

(1954) (Rotterdam, scheldw.) sukkel; onnozelaar. Zie ook: batje*.

• (Rotterdams Jaarboekje. 1954)
• Iemand die niet helemaal spoorde noemden we bij ons thuis een "achterlijk batje". (http://forum.viva.nl, 07/02/2008)
• (Heidi Aalbrecht & Pyter Wagenaar: Woordenboek van het Algemeen Onbeschaafd Nederlands. 2013)
• Achterlijk batje, om extra duidelijk te maken, dat men die persoon gestoord vond. (Erik Van Loon e.a.: Rotterdams Woordenboek 1e druk. 2015)