Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 27-02-2020

aansluitingstreffer

betekenis & definitie

(1979) (< Dui. Anschlußtor, Anschlußtreffer) (voetb.) treffer die de achterstand van een voetbalploeg terugbrengt tot één doelpunt.

• Tot tien minuten voor tijd dacht Jubbega met zijn 2-0 voorsprong op rozen te zitten. Na de aansluitingstreffer gingen de bezoekers er nog even fris tegen-aan. In de laatste minuut resulteerde dat inde gelijkmaker. (Nieuwsblad van het Noorden, 03/09/1979)
• In de slotfase zorgde Brylle echter voor een onverhoopte aansluitingstreffer. Daarmee was Klub Brugge gekwalificeerd voor de tweede ronde van Europa-cup 1. (De Morgen, 06/10/1988)
• Welbeschouwd was Roda in de tweede helft steeds veel dichter bij een ruime-re voorsprong dan PSV bij de aansluitingstreffer. (Trouw, 03/02/1990)
• De uit Duitsland gehaalde term `Anschlusstor' wordt klakkeloos vertaald met `aansluitingstreffer' en men gaat er voor het gemak van uit dat een aansluitingstreffer bijvoorbeeld wordt gemaakt bij de stand 4­2 (het wordt 4­3). Fout. Een Anschlusstor is al de tegentreffer bij 4­0, wanneer het 4­1 wordt. (Elsevier, 11/05/1996)