(1979) (< Dui. Anschlußtor, Anschlußtreffer) (voetb.) treffer die de achterstand van een voetbalploeg terugbrengt tot één doelpunt.
• Tot tien minuten voor tijd dacht Jubbega met zijn 2-0 voorsprong op rozen te zitten. Na de aansluitingstreffer gingen de bezoekers er nog even fris tegen-aan. In de laatste minuut resulteerde dat inde gelijkmaker. (Nieuwsblad van het Noorden, 03/09/1979)
• In de slotfase zorgde Brylle echter voor een onverhoopte aansluitingstreffer. Daarmee was Klub Brugge gekwalificeerd voor de tweede ronde van Europa-cup 1. (De Morgen, 06/10/1988)
• Welbeschouwd was Roda in de tweede helft steeds veel dichter bij een ruime-re voorsprong dan PSV bij de aansluitingstreffer. (Trouw, 03/02/1990)
• De uit Duitsland gehaalde term `Anschlusstor' wordt klakkeloos vertaald met `aansluitingstreffer' en men gaat er voor het gemak van uit dat een aansluitingstreffer bijvoorbeeld wordt gemaakt bij de stand 42 (het wordt 43). Fout. Een Anschlusstor is al de tegentreffer bij 40, wanneer het 41 wordt. (Elsevier, 11/05/1996)