(1960+) (< kleunen, kleumen: kloppen, slaan) (Amsterdam, Barg.) iemand die niet-Amsterdammers de weg wijst naar gezellige uitgaansgelegenheden of bordelen. Ook wel: brenger*. Het kan om een taxichauffeur gaan of gewoon om een handige jongen met connecties in de horeca of de rosse buurt. Voor dit werk kreeg hij een bepaald percentage. Tegenwoordig eerder ‘runner’ genoemd. Vgl. aanbrenger*.
• Een pooier is de huisbaas, en een gids voor donker Amsterdam, dus zogezegd een aankleumer', is zonder affectieve kleur, neutraal, een brenger. (Enno Endt: Een taal van horen zeggen: Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969)
• Een aankleumer, die duidelijk aan de gallemieze lag, heeft gisteravond op het fluwelen eindje in Amsterdam een achterommetje gezocht met een rugracer. (De Telegraaf, 08/10/1977)
• (Jan Luitzen: Wie roept de jan-lik-mijn-bord-af even? Plat-Mokumse spreuken, woorden en verhalen. 2007)