Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 30-10-2020

aan mijn kont

betekenis & definitie

(19e eeuw) (vaak versterkt tot ‘zondagse kont’) (inf.) mij een zorg; dat zou je wel willen; dat kun je denken.

• Toen zegt-ie: juffrouw wees voorzichtig, ik ben van de politie. An me kont, lazerstraal, zeg ik. (Herman Heijermans: Kamertjeszonde. 1896)
• Ze wil het me niet geven, ik moet tot het eind van de maand blijven, zegt ze.
Ja, aan me kont. (Johan Fabricius: Voorrijden, mevrouw. 1969)
• Aan m'n zondagse kont. (Inez van Eijk: Ik zeg maar zo, ik zeg maar niks. 1978. Vierde druk. 1980)
• Aan m'n zondagse kont. (Inez van Eijk: Als m'n tante een snor had... Meer dan 8000 gelijkhebbers, afhouders, dijenkletsers en andere uitdrukkingen uit de Nederlandse taal. 1995)
• "Aon oe kont", zei Coba. "Aan je kont", zei Coba. Zeispreuk. Dat zou je wel willen. (Drs. H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol: De Brabantse spreekwoorden. 6e druk. 2003)