Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 01-04-2021

aan de roezeboes zijn

betekenis & definitie

(1935) (Barg.) aan de boemel.

• Hij was altijd een jofele gozer, die mijn en Scheeltje plenty piraatjes gaf, als-ie met z’n mooie vrinde aan de roezeboes ging. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935)
• En Kris is van de ochtend tot de avond aan de roezeboes. Zogenaamd voor zake ... (Willem van Iependaal: De dans om de rinkelbom, 1939)
• Want je kon niet zeggen, dat je met de opvarenden van dat of dat schip aan de roezeboes was geweest, als je niet zeker wist, dat die schuit op die en die datum werkelijk in de haven lag. (Willem van Iependaal: De commissaris kan me nog meer vertellen. 1951)