(19e eeuw) (Zaanstreek) aan de drank zijn. Syn.: aan de fep* zijn.
• nep, znw. In de uitdr. an de nep wezen, aan de drank zijn, gaarne een borrel lusten. - Vgl. Ned. neb, bek, snavel, en neppen, nippen, met kleine teugen drinken (De Jager, Freq. 1, 428). (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971)