Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 10-11-2020

aan de kuiten trekken, de kuiten nemen

betekenis & definitie

(19e eeuw) (inf.) er vandoor gaan; vluchten. Vgl. aan de kuierlatten* trekken.

• Maar ik neem me kuite en verstop me bij mijn vrinde inne ... (M.J. Brusse: De zonderlinge avonturen van "Zijne Excellentie de Generaal". 1915)
• Nam dat frommes maar de kuiten of voor zijn part struikelde ze dood in een diepert!... (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1924)
• Neim je nou-ja de kuite!.. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925)
• Grinnikie, die 't niet meer harde kon, nam de kuite om uit te huile...... en niet van verdriet! (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935)
• Als je denkt dat ik aan m'n kuiten trek terwijl Marcel jou zulke karweitjes op laat knappen, heb je het mis hoor. (Jef Last: Een huis zonder vensters. 1935)
• Hier, die meheer z'n wijf heeft de kuite genomen, wat 'k me wel in kan denke nou 'k 'm goed ankijk. (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop. 1937)
• Heb ie de kuite genome? (Willem van Iependaal: Kriebeltjes hoogtepunt. 1937)
• En laten we nou maken dat we de kuiten nemen, anders zitten we over ‘n kwartier bij meheertje op ‘t buro Kattenburgergracht. (Jan Mens: Er wacht een haven. 1950)
• Waar waren de Jappen? Die hadden gelukkig an d'r kuiten getrokken. (Piet Bakker: De Slag, 1951)
• Ongeveer dertig tellen nadat Bob de kuiten had genomen, hief Bonzo plotseling het hoofd, alsof hij iets hoorde of rook .... maar hij vernam totaal niets .... (Willy van der Heide: Een klopjacht op een kapitein. 1954)