Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-07-2020

aan de haak slaan

betekenis & definitie

(1911) (inf.) verkering krijgen met.

• Aan den haak geraken, of zijn (Door een meisje bekoord « gevangen > worden, of zijn. — Ned. Wdb.) Hij heeft den haak (of boek) al in de keel (Is verliefd. — H. en V. D.) Een meisje (of vrijer) aan den haak krijgen (V. D.) Zij krijgt hem aan haren angel (H.). Vgl. Fr. Mordre & fhamegon. (A. De Cock: Spreekwoorden en zegswijzen over de vrouwen, de liefde en het huwelijk. 1911)
• Hebt u een graaf aan de haak geslagen? (Johan Fabricius: Wittebroodsweken met mama. 1969)
• En wie van alle keurige zusjes had er een veel te mooie kerel met een dubbele naam aan de haak geslagen, en was daarmee naar Indië vertrokken … (Olaf J. De Landell: De porseleinen spiegel. 1976)
• Misschien een man aan de haak slaan, een heel gewone kerel. (Luc Deflo: Schimmen. 2009)
• Ik ga een elitemeisje aan de haak slaan... (Orhan Pamuk: De heer Cevdet en zonen. 2014)