Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-09-2021

aan de flep

betekenis & definitie

(1853) (inf.) aan de drank. Zie ook: fleppen*.

• Hij is aan de flep. „ Flep of flap is het deksel mn de ftapkan of- de schenkkyn zelve. (A.E.B. Herroem : Bacchus, in Spreekwoordentaal. 1874)
• Flep raken (Aan de -, een pimpelaar of drinkebroer wezen of dronkaard worden. Flep: flapkan, bierkan met deksel. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• (Alfons de Cock: Spreekwoorden en zegswijzen: afkomstig van oude gebruiken en volkszeden. 1908)
• Aan de flep raken: aan de drank raken. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Als ik jou hoor, ben je behoorlijk aan de flep, neem me niet kwalijk. (Hans Rombouts: Mooipraat. Taal als camouflagemiddel. 1989)
• (M.A. van den Broek: Alcoholisch Spreekwoordenboek. 2000)
• En altijd oppassen dat je niet aan de flep raakt, hè? (Robert Anker: Hajar en Daan. 2004)