(19e eeuw) (Zaanstreek) diarree hebben. Drits of drents heeft in veel Vlaamse dialecten de betekenis van 'drek, vuiligheid, slijk'. 'Op de drits zijn' betekent in Zuid-Nederland: aan de zwier zijn. Voor diarree, vgl. aan de dunne* zijn; met Laurel* zitten; aan de poeperij* zijn; aan de reutel* gaan; aan de riebel* wezen; aan de schijt* zijn; aan de sjoerts* zijn; aan de slinger* zijn;.
• drits, znw. In de uitdr. an de drits zijn, diarrhee hebben (Assendeift). Vgl. DritT. - Ook in het Stad-Fri. (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971)
• drisse dris ‘diarree’ (Poulet 85) of ‘stront van beesten’ (Poulet 90): Ndl. drets; FEW 15(2), 71b drits. (H. Ryckeboer: Het Nederlands in Noord-Frankrijk. 1997)