Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-02-2021

Lord Wanhoop

betekenis & definitie

(1927) (inf.) onhandig persoon; iemand die zich in een bepaalde situatie radeloos gedraagt; loser*. Volgens een spreekwoordenboek uit de twintigste eeuw een studentenuitdrukking uit de jaren vijftig voor een triest, armzalig personage, maar dat wordt tegengesproken door het eerste citaat hierna. In de jaren dertig van de twintigste eeuw liep er een klucht in drie bedrijven met deze naam, maar ook die dateert van na de eerste vindplaats. Nog leuk om weten is dat Pierre Kartner zijn carrière aanvankelijk startte onder de artiestennnaam 'Lord Wanhoop' en later als Vader Abraham.

• 'Maak 'es wat meer licht,' verzocht Reep. 'Dat gehannes bij zoo'n schemerlamp, je kunt je eigen kaarten nauwelijk zien.' Robbert knipte het groote middenlicht op. 'Asjeblieft Lord Wanhoop,' zei hij. Gerrit Jan knipperde tegen het felle licht. (Cissy van Marxveldt: Een zomerzotheid. 1927)
• De Tilburgsche en Eindhovensche pers zijn vol lof over de uitvoeringen van “De Witte Non” en de “Avonturen van Lord Wanhoop” welke dit gezelschap o.m. geeft. (de Gelderlander, 04/10/1929)
• Die lord Wanhoop heeft een zoontje, dat van lajenlichten aan mekaar hangt. (Piet Bakker: Ciske de rat. 1941)
• Kom binnen, lord Wanhoop! (Piet Bakker: Cis de Man. 1947)
• Om je rot te lachen.... Bankier Flippie! Moeder in het zij en vader met een sigaar in z'n test, en slobkousen an, gewoon Lord Wanhoop...! (Piet Bakker: Kidnap. 1953)
• 'Lord Wanhoop met z'n meid,' schreeuwde hij. (Jan Wolkers: Kort Amerikaans. 1962)
• Toch nam ik het mee en toen ik het een jaar later 's avonds opdeed riepen de Leidse jongens op de stationsweg 'Lord Wanhoop' zodat ik met een rood hoofd verder liep. (Jan Wolkers: Terug naar Oegstgeest. 1965)
• Lord Wanhoop: schimpnaam voor wie in het openbaar een weinig krachtdadige indruk maakt. Populair tot in de tweede helft van deze eeuw, maar nu snel op zn retour. (het Vrije Volk, 26/06/1989)
• Zet maar een bolhoed op en dan noemen we je Lord Wanhoop. (het Parool, 20/09/1994)
• Dat was janken tegen de maan en Lord Wanhoop die de blues zong. (het Parool, 21/07/1995)
• Nu lig je in bed en tussen andante en adagio begin je opeens met een passend antwoord. Je zegt in trance: 'Ja hoor, hork, hufter, halve zool, hele mongool. Ach, ga toch weg, Lord Wanhoop, dieptepunt, misgeboorte. Ongelukkige! Waarom hang je je niet op? (het Parool, 02/12/1995)
• Lord Wanhoop, dat ben je. (Nieuwe Revu, 20/12/1995)
• Reve is de Lord Wanhoop van de Nederlandse literatuur. (het Parool, 10/04/1996)
• Toe, lord wanhoop, toon eens wat meer courage! Ik zeg maar zo: niet geschoten is altijd mis. (Catalijn Claes: Geleende tijd. 2019)