Een woordenboek van de filosofie

Begrippen, stromingen, denkers (2017)

Gepubliceerd op 20-04-2017

Zintuiglijke vermogens

betekenis & definitie

Gewoonlijk het gezichtsvermogen, het gehoor, het tast-, het reuk- en het smaakvermogen. Het kinesthetische vermogen (waarmee we bewegingen e.d. waarnemen) wordt er soms ook toe gerekend, maar meestal niet de morele zin, noch vermogens als gevoel voor ritme, voor schoonheid, voor verantwoordelijkheid, enzovoort.

Moeten we de zintuiglijke vermogens onderscheiden en definiëren in termen van hun objecten, of van hun organen, of van de manier waarop ze functioneren? In hoeverre komen ze met elkaar overeen? Horen en ruiken we objecten bijvoorbeeld even direct als we ze zien? Hoe is het mogelijk dat ze soms eikaars territorium lijken te infiltreren? Hoe kan ijs, dat koud aanvoelt, er koud uitzien? (Vgl. zien, gewaarwording.)

Vanwege problemen als dat met ‘infiltratie’ hebben verscheidene filosofen sinds Aristoteles de speciale of eigenlijke objecten van de zintuigen van andere objecten onderscheiden. Er zijn verschillende opvattingen over deze eigenlijke objecten mogelijk. (1) Ze 'zijn datgene wat primair slechts voor één zintuig toegankelijk is, zoals smaken, geluiden enzovoort. (2) Het zijn de objecten waaromtrent een zintuig zich niet kan vergissen. (3) Het zijn die objecten die een zintuig moet waarnemen wil het überhaupt iets waarnemen (misschien kunnen we niet zien zonder vormen te zien, al kunnen vormen ook gevoeld worden). (4) Of het zijn die objecten die een zintuig direct waarneemt, zonder interpretatie of gevolgtrekking. (1) is de meest gebruikelijke opvatting. Objecten die voor meer dan één zintuig toegankelijk zijn, zoals vorm toegankelijk is voor het gezichts- en het tastvermogen, worden gemeenschappelijk waarneembaar genoemd. Aristoteles postuleerde een sensus communis (gemeenschappelijk zintuig) waarmee we dergelijke objecten ontwaren. De aard en funcies van dit ‘gemeenschappelijke zintuig’ zijn omstreden. Aristoteles lijkt het als een soort samenbundelend algemeen zintuig te hebben gezien dat via alle zintuiglijke organen werkte.

R. Sorabji, ‘Aristotle on demarcating the five senses’, Philosophical Review, 1971.
D.W. Hamlyn, Sensation and Perception, 1961. (Eigenlijke objecten enzovoort. Zie de index onder ‘sense-objects’.)