W. 1872-1970. Doceerde voornamelijk in Engeland (in het bijzonder in Cambridge), soms ook in Amerika. Zijn eerste roem oogstte hij met twee belangrijke bijdragen aan de logica, de theorie der beschrijvingen en de typentheorie.
Voor de Eerste Wereldoorlog was Wittgenstein leerling van hem in Cambridge. In zijn latere werk houdt hij zich voornamelijk bezig met epistemologie, metafysica en de filosofie van de geest, waarbij hij zich vooral baseerde op de empiristische traditie van hume,mill enzovoort, al was hij er berucht om dat hij vaak van opvatting veranderde. Hij wees verder op het belang van moderne wetenschappelijke ontwikkelingen voor de filosofie. Russell was een uiterst vruchtbaar schrijver, en was daarnaast beroemd om zijn sterke politieke en sociale engagement. ‘On Denoting’, Mind, 1905 (theorie der beschrijvingen). Principia mathematica, 1910-1913 (met whitehead. Bevat de typentheorie. Wel te onderscheiden van zijn The Principles of Mathematics, 1903). The Problems of Philosophy, 1912 (Problemen der filosofie, 1980). Our Knowledge of the External World, 1914.‘The Philosophy of Logical Atomism’, The Monist, 1918. The Analysis of Mind, 1921. An Inquiry into Meaning and Truth, 1940. Human Knowledge,
1948 (De menselijke kennis, 1950). The Autobiography of Bertrand Russell, 3 delen, 1967-69 (Autobiografie, 3 delen, 1968-70). Zie ook betekenis, calculus, categorieËN, causaliteit, fenomenalisme, filosofie en analyse, frege, implicatie en gevolg, inductie, intensionali- teit, klasse, logisch atomisme, logische constructie S , mo nis me, paradigmaredenering, paradox, quine, paradox Van russell, sen' sa, strawson, taalfilosofie, tekenreflexief, universalia en particularia, variabele, verwijzing, principe Van voldoende
grond, waarheid, filosofie van de wiskunde, zinnen.
