Een woordenboek van de filosofie

Begrippen, stromingen, denkers (2017)

Gepubliceerd op 20-04-2017

Politieke filosofie

betekenis & definitie

Bestudeert zowel inhoudelijke kwesties als de daarbij gebruikte begrippen De eerste zijn, evenals in de ethiek, de laatste tijd weer in de gunst gekomen. De fundamentele vragen zijn die naar autoriteit en soevereiniteit bij groepen mensen die niet aan verdergaande autoriteit zijn onderworpen (soevereine staten).

De begrippen autoriteit en gehoorzaamheid leiden tot twee groepen vragen. De eerste betreft de aard en het doel van de staat, de uiteindelijke rechtvaardiging of overbodigheid ervan, en de relaties tussen staat en burger. Is de staat iets werkelijks met een eigen leven? Is hij gegrond op goddelijk recht, natuurrecht, nut of op een sociaal contract - een contract waarbij de burgers of hun voorouders zich op een of andere manier, misschien door niet te emigreren, hebben verbonden zich op bepaalde manieren te gedragen? Is de staat er ter wille van zichzelf? Of om de werkelijke of veronderstelde belangen van zijn burgers, of van sommigen onder hen, te dienen? Of om de burgers zoveel mogelijk te vrijwaren van bemoeienis met elkaar? Dienen er grenzen te zijn aan de macht die hij over zijn burgers heeft, en zijn de burgers ooit gerechtigd ongehoorzaam te zijn, zich af te scheiden of in opstand te komen?

De tweede groep vragen, die niet onafhankelijk is van de eerste, betreft verschillende soorten constitutie. Aan welke personen of lichamen komt de soevereiniteit toe? Dienen alleen bepaalde burgers of bewoners van het betrokken gebied het recht te hebben aan de politiek deel te nemen, en zo ja, welke? Via welke methoden is het soevereine lichaam gerechtigd tot zijn beslissingen te komen, en wat zijn in het bijzonder, vooral in de moderne tijd, de vormen van directe en vertegenwoordigende democratie, en hoe aanvaardbaar zijn deze? Welke rechten komen toe aan minderheden en aan hen die van deelneming aan de politiek zijn uitgesloten? Wat zijn de grondslag en de grenzen van eigendom en privilege?

Beide groepen vragen zijn van belang voor het denken over ideale staten of utopieën en over idealen in het algemeen, zoals de verschillende vormen van vrijheid en gelijkheid.
Verdere vragen betreffen het gebruik van geweld door de staat en zijn burgers, intern en extern, de relaties van soevereine staten met elkaar, en de overdracht van soevereiniteit in en tussen soevereine staten. De politicologie houdt zich bezig met werkelijk bestaande politieke instituties in heden en verleden; zij beschrijft ze veeleer dan ze te rechtvaardigen. Zowel politieke filosofie als politicologie worden vaak politieke theorie genoemd.

Plato, Krito (gehoorzaamheid), Politeia (de ideale staat), Politikos (verschillende constituties; vgl.
Politeia, boek 8), Nomoi (over de staat, minder utopisch dan Politeia).
Aristoteles, Politica. (In de boeken 4-6 worden verschillende constituties, in boeken 7-8 de ideale staat besproken, terwijl boek 2 kritiek op Plato bevat.) G.M. van Asperen, Tussen coöperatie en conflict, 1986. (Elementaire inleiding in de politieke filosofie.)
S.I. Benn en R.S. Peters, Social Principles and the Democratie State, 1959, Amerikaanse editie getiteld Principles of Political Thought, 1964. (Zeer uitgebreide algemene inleiding.)
A. Quinton (red.), Political Philosophy, 1967. (Artikelen, geannoteerde bibliografie.)
P. Laslett e.
a. (red.), Philosophy, Politics and Society, 5 delen, 1956, 1962, 1967, 1972,1979. (Uiteenlopende artikelen, die de ontwikkeling van het gebied na de oorlog weerspiegelen.)
Th. Hobbes, De cive (Over de burger), 1642. Leviathan, 1651 (Leviathan, Ned. vertaling, 1985).
Rousseau, J.-J., Discours sur Vorigine et les fondements de l’inégalitéparmi les hommes, 1755 (Vertoog over de ongelijkheid, 1983). Le contrat social, 1762 (Het maatschappelijk verdrag, 1988).