Een woordenboek van de filosofie

Begrippen, stromingen, denkers (2017)

Gepubliceerd op 20-04-2017

Paradox

betekenis & definitie

Etymologisch: in strijd met onze overtuiging. Met volbloedparadoxen, die de basis van de logica raken, hebben we te maken wanneer een voor de logica benodigde uitspraak zowel bewezen als weerlegd kan worden. Wanneer dergelijke paradoxen van zuiver logische of wiskundige termen afhangen spreken we van logische of verzamelingstheoretische paradoxen (bijvoorbeeld de paradox van russell), terwijl paradoxen die om begrippen als betekenis, verwijzing e.d. draaien semantische paradoxen worden genoemd (bijvoorbeeld de paradox van de leugenaar).

Bij pragmatische paradoxen ligt de tegenspraak niet in wat men zegt maar in wat men doet door het te zeggen. ‘Flet regent maar ik geloof niet dat het regent’ is geen tegenspraak, want beide delen kunnen tegelijk waar zijn. Maar het uitspreken van het tweede deel doet de bedoelingen teniet die men normaal gesproken heeft bij het uitspreken van het eerste deel. Andere paradoxen houden in dat schijnbaar onontkoombare begrippen inconsistent zijn (zo bijvoorbeeld de paradoxen van zeno), of dat schijnbaar mogelijke situaties onmogelijk zijn (zo bijvoorbeeld de voorspellingsparadox). Een paradox in ruimere zin is soms niet veel meer dan iets dat vreemd of onverwacht is (bijvoorbeeld de paradoxen van de strikte en materiële implicatie). Maar het is vaak omstreden hoe diepgaand een bepaalde paradox is. Zie ook typentheorie.

A. Pap, Semantics and Necessary Truth, 1958, hoofdstuk 9c. (Typen paradox, met name pragmatische.)
W.V. Quine, ‘The ways of paradox’, Scientific American, 1961, herdrukt in zijn The Ways of Paradox and Other Essays, 1966. (Rangschikt paradoxen naar de mate waarin ze filosofisch verontrustend zijn.)