Een woordenboek van de filosofie

Begrippen, stromingen, denkers (2017)

Gepubliceerd op 20-04-2017

Open weefsel

betekenis & definitie

Globaal: de ongedetermineerdheid van de betekenis van een term. Waismann meende dat we er bij de meeste empirische predikaten (zie A priori) niet zeker van kunnen zijn dat we ze in alle gevallen kunnen toepassen dan wel ontoepasselijk verklaren. Hoe we hun betekenis ook preciseren, er kan zich in de toekomst altijd een grensgeval voordoen.

Deze eigenschap van predikaten noemde hij ‘open weefsel’, en hij onderscheidde dit van vaagheid, die een eigenschap is van al bestaande, niet van eventuele toekomstige vormen van gebruik van predikaten (zie meerduidigheid).Vaagheid kan geminimaliseerd worden door preciezere regels te geven, maar dat is bij open weefsel niet mogelijk omdat we toekomstige grensgevallen niet kunnen voorspellen. Open weefsel en vaagheid zijn van belang in verband met verifieerbaarheid (zie positivisme) en met de wet van het uitgesloten derde. Het is niet duidelijk of, zoals vaak wordt gedacht, deze begrippen alleen op empirische predikaten van toepassing zijn.
F. Waismann, ‘Verifiability’, Proceedings of the Aristotelian Society, supplementary vol., 1945, herdrukt in zijn How I see Philosophy, 1968, en in
G. H.R. Parkinson (red.), The Theory of Meaning, 1968. (Open weefsel en verifieerbaarheid.)
L.J. Cohen, The Diversity of Meaning, 1962, hoofdstuk 9. (De betekenis van vaagheid.)
I. Lakatos, Proofs and Refutations, 1976 (oorspr. 1963-64). (Open weefsel van wiskundige begrippen.)